Door omstandigheden die niet zo dramatisch zijn lopen wij al eens (innig gearmd) langs in het ziekenhuis Gasthuisberg te Leuven. Ooit was er voor ons beiden een tijd dat het een oord van medische tragedie was. Maar panta rei luidt een klassieke wijsheid uit de Griekse oudheid, inderdaad alles gaat voorbij. De krijsende rockfilosoof Joe Cocker voegde er wat recenter aan toe with a little help from my friends, maar dat kunnen we dan minder goed onderschrijven. Dronken Joe was een geweldige entertainer en aan de toog van zijn stamcafé stonden meestal zatte kameraden klaar om mee te hijsen, beschonken tranen bij de vleet. Goedkoop toch. Op een analoge manier zijn we voor de rest van ons leven verzadigd van labiele zielen onder kennissen en familie, we hebben nu onze kerngroep, om te beginnen onszelf.
Nathalie en ik bleven bloednuchter onder de miserie, we waren niet minder geëmotioneerd, maar vochten terug op het veld van eer, met opgeheven hoofd: later verenigd te samen. Daarom passeren wij nog altijd graag op Gasthuisberg, als kleine hulde aan zij die ons ontvielen, om het leed te herdenken van wie ons dierbaar waren, om het parcours van zij die gered werden nog eens te traceren of om een knikje, een woordje of een glimlach te schenken aan zij die er noodgedwongen en/of noodlottig verblijven.
Naar Gasthuisberg gaan is misschien een vorm van thuiskomen in ons laatste huis.

Maar reeds bij het binnenkomen stuiten wij op een eerste levensgrote contradictie, ons gepresenteerd door de dames van de balie. Wij kennen hen ondertussen van gezicht, sommigen van een nadrukkelijke stem, maar niet van een persoonlijk contact.
Dat is niet enkel omdat wij zelf onze weg kennen, maar omdat die madammen niet opkijken, zelfs wegkijken, als wij hen rakelings passeren. Uw veronderstelling klopt, beste lezers, bezoekers die hun diensten niet nodig hebben, worden niet begroet. Dat was voor ons wennen in het begin, wij hadden immers de reflex van vriendelijk goeiendag te zeggen. Dat hebben we dus afgeleerd, tegen onze natuurlijke neiging in, ons persoonlijk instinct is immers ingesteld op vriendelijkheid. Raar toch dat een dienst onthaal geen deontologie van pasklare hoffelijkheid vertoont.

Als het daarentegen goed is, mag en moet het zeker gezegd worden. Zo pikken wij al eens een warm hapje mee in de cafetaria. Daar klinkt het van alle kanten welkom, zowel door koks en kassiersters als door keukenhulpjes en poetspersoneel. Het zijn eerder de lager geschoolde mensen, maar ze scoren hoger in spontane warmhartigheid en voorbeeldige etiquette. Ons dankbaar respect hiervoor!
We worden er vaak met onze voornaam aangesproken en tutoyeren hen enthousiast terug. Hun keuken is bovendien uitstekend, zij leveren steeds met de glimlach een totaal afgewerkte service. De gemoedelijkheid van dat soort volk is als een zachte balsem op de pijnlijke wonden die een academische kliniek onherroepelijk met zich meedraagt. In onze vaderlandse geschiedenis waren de destijds prille ziekenhuizen gewoonlijk gastoorden voor passerende reizigers, later voor mankelieke mensen of dompelaars die zich niet meer zelfstandig konden redden. Een eerste tegemoetkoming was dan een warm woordje, een wees welkom mensen.
Dat heet dan per definitie onthaal. Voor zulk diploma kan je nu aan de hogeschool studeren, je slaagt in een examen, maar… faalt daarna in de toepassing. Het personeel van de warme keuken leerde niet enkel lekker koken, maar als voorgerecht en dessert serveren zij glimlachjes en knipoogjes, stellen zij korte vraagjes naar ons welzijn en beantwoorden wij dat met blije hartelijkheid.
De hongerige bedienden van de ontvangstbalie mogen eens mee komen eten, op het menu staat dan een stage van hoe ga ik met de bezoekers om. De keukenpieten & co kennen die stiel!

Nog een schoonheidsfoutje, een smet zelfs. Wat zien we zo vaak in de cafetaria? Professoren, dokters, assistenten en stagiaires die met een stuk van hun instrumentarium aan tafel zitten. Naast hun bord ligt vaak hun… stethoscoop, alsof zij op elk moment hun voedsel moeten detecteren op bacteriën. Als we zoiets zien, denken wij (als leken) aan de hygiëne.
We zijn nog maar net de rigide restricties van Covid gepasseerd – die waren superstreng in het ziekenhuis, misschien terecht – en het eigen (hoogste) medische personeel gaat doodleuk verder met zijn gat te vegen aan alle voorschriften en elke preventie die op de eerste plaats bedoeld zijn voor de gezondheid van hun eigen cliënteel, hun kwetsbare patiënten. Niemand kan het zich toch indenken dat een elektrieker of loodgieter zijn boor naast zijn bord zou leggen of een schilder zijn verfkwast, een mechanieker of technieker zijn set met bouten, moeren of schroevendraaiers, wel dan, waarom dat gekoketteer door de heren doktoren enzo met hun medische apparatuur? Maar het kan nog erger, ondanks een formeel verbod dat klaar en duidelijk uithangt in de cafetaria, dragen de dokters en hun medewerkers van (onder andere) het operatiekwartier (OK) aan de eettafel ongegeneerd hun groene beroepskostuums. Alsof een werkman in zijn besmeurde salopette zich zonder schroom in de keuken zou mogen begeven, ondertussen mogelijks iedereen en alles bevlekkend en besmettend. De geneeskundige elitegilde van OK & co lijkt hierboven te staan, zijn zij soms de onaantastbare aristocraten van Gasthuisberg?

Wat u hier leest zijn slechts vlugge bedenkingen, het is wat wij noteren in het voorbijkomen op dat gigantische terrein van een medisch superbedrijf, een topziekenhuis dat bijna wereldniveau haalt en nog steeds in volle wetenschappelijke expansie is.
De aangehaalde mankementjes zijn misschien details in de marge, maar naar onze beleving blijven onthaal en hygiëne cruciaal.
We brachten het onder de aandacht ten bate van uw en ons fysieke én mentale welzijn. Een mens is toch meer dan een lege ontleedzak of een te ontkleden verpakking. Elke voorbijganger op Gasthuisberg verdient het nodige respect en belangstelling.

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *