In Seoul vielen op zaterdag 29 oktober meer dan 150 doden bij een horrorramp. In een steegje van een uitgangswijk zaten honderden mensen als ratten in de val, ze konden geen kant meer op, werden tegen de grond geduwd of platgedrukt.
Het betrof een massale volkstoeloop ter gelegenheid van Halloween. De feestvierders verzamelden om lekker te griezelen maar riskeerden of verloren zelfs hun leven. Het was letterlijk een verpletterend drama, waarbij de abrupte dood op verstikkende wijze tussenkwam bij een populair festijn dat frivool wou omspringen met de dreiging van gruwelijkheid. Het massaal cultiveren van menselijke angsten en het aanzwengelen van schrik kenden een hemeltergend einde. Bij het vernemen van dit verschrikkelijke nieuws reden wij naar het kerkhof in Diest. Om onze zoon te herdenken.
Vincent had ongeveer 20 jaar geleden gedurende anderhalf jaar een Zuid-Koreaans lief. Ze hadden mekaar leren kennen tijdens hun gezamenlijk verblijf aan een internationale school in Brisbane (Australië). Van studeren kwam zoveel meer, de liefde deed zijn intrede. Ze woonden een tijdje samen en trokken na de examens als backpackers door dat immense land. Nadien kwam het lief voor een paar weken mee naar België en Vincent ging op zijn beurt mee op familievisite naar Seoul. Daaraan dacht ik bij de berichtgeving over de Halloweenramp, de massa die te pletter liep op mekaar. Dat mailde mijn zoon me toen reeds: de gevaren van het overal woekerende mensengekrioel in een stad die nooit ging slapen, waar de straten, de winkels en de metro’s het ganse etmaal door beklant en bemand waren. Om 4 uur ’s ochtends zaten de bussen propvol, was het aanschuiven om een taxi te bemachtigen, viel er enkel met geduw en getrek op een trein of tram te geraken. Vincent had even overwogen om daar bij zijn vriendin te gaan wonen, maar hij kwam terug, om te overleven in de relatieve rust van Leuven. Maar zijn sterfpad lag in Diest.
Dat speelt allemaal door mijn hoofd als ik samen met Nathalie het kale kerkhof betreed.
Wij worden geconfronteerd met de lelijkheid van een desolate vlakte, wij zien de weelderigheid van het onkruid, stuiten op de allesoverheersende kilte. De herfstzon schijnt uitbundig maar gunt ons geen greintje warmte. Waarom moet hier (godverdoeme) het laatste restant van mijn schone zoon verblijven? Een hoopje as, bijeengeveegd in een koude pot, onder een onverschillige steen. Is dat de uiteindelijke slotsom van wat eens een vrolijk leven was?
Een jonge papa en sportman die kapot gedrukt werd zonder dat hij had zitten drummen voor meer fun, hij had geen zotte zin in frivoliteiten gehad. Hij wou enkel sober en proper leven, zijn kleine meisjes begeleiden op een veilige baan doorheen de gevaren van de massa en ergens uitkomen bij wat een begin van geluk mag zijn: met vrije adem kunnen bestaan, rustig blijven doorgaan, niet voortijdig stikken in die onverwachte doorgang naar de dood. Het heeft niet mogen zijn.
De hallucinante griezel werd zijn deel, de gruwel van een vreselijk lot. Zijn Halloween sloeg onnozel doch ultiem toe.
Stom en onbewogen sta ik voor zijn kleine grafsteen. Ik ervaar de nabijheid van Nathalie, zij pakt mijn klamme hand, maar ik mankeer een verder diep gevoel.
Hier klopt pertinent iets niet. Hier heerst een manifest misverstand. Ik lees in stilte zijn naam. Ik staar op het jaar van geboorte en overlijden: 1981-2018. Ik bedenk, en zeker niet voor de eerste keer: had mijn zoon geen recht op volledige vermeldingen?
Ik specifieer: 3 november 1981 – 3 september 2018. Ik revolteer. Waarom heeft de wereld niet mogen weten dat het leven van mijn kind een nadere invulling had, dat het binnenkort zijn verjaardag zou zijn geweest. Was dat misschien te veel eer geweest voor een jonge overledene? Deze vraag richt ik bij uitstek aan de familie die hem dit postuum geboorterecht ontzegde. Wat een totaal gebrek aan respect, wat een fundamenteel menselijk falen. En er is nog meer: Vincent kreeg zelfs geen gezicht, er staat geen foto op zijn graf. Wat overblijft van mijn enig kind, zijn ondergestopte as, ligt tussen een dubbele rij van 40 gelijken, 95 procent van die afgestorven mensen vertoont nog een lach, een knipoog, een open blik of een schalkse oogopslag. Hun nabestaanden hebben voor een fris of alleszins waardig portret gezorgd, enkel bij een paar stokoude doden ontbreekt een beeld, wat eventueel te begrijpen valt, maar in hemelsnaam: waarom is mijn zoon daar de jongen zonder gelaat, terwijl zijn bekende milde glimlach altijd zijn handelsmerk was? Er is een hopeloos achterhaald en volkomen retorisch antwoord: er was geen enkele interesse hiervoor van zijn wederhelft. Toen ik er haar indertijd op attendeerde (haast smeekte om dat minimum aan visualiteit), was haar laconieke repliek: waarom hoeft dat? De eer en het geweten van de wereld verstomden plots, de zotte onzin van de waanzin had weerklonken! Maar waarom zouden we nog bedroefd moeten zijn, voegde ik er in stilte (en snikkend) aan toe.
Dat mijn zoon zelfs geen foto kreeg op zijn grafsteen kon ik echt niet verkroppen.
Ik nam het morele recht in eigen handen, ik wou de vaderlijke ethiek laten zegevieren.
Ik schreef een gedicht en printte een portret van Vincent af. Ik zorgde zelf voor de plaatsing op zijn grafzerk. Meteen brak de hysterie van zijn weduwe los, ze rukte spoedig mijn beeldig en poëtisch aandenken eigenhandig weg, begeleid door de nodige verwensingen per sms.
Ik gaf niet op, volhardde in mijn gewetensvol opzet en plaatste opnieuw een portret met treffende tekst op zijn zerk. De ongemeen kolerieke reactie liet niet op zich wachten, geholpen door potten pillenvergif en dolle psychiatrie. Toen gaf ik het op. Mijn geliefde zorgde nadien voor een tedere in memoriam-collage in onze huiskamer. Vincent is nu ook visueel thuis bij ons, weg van de hysterie die zijn leven mogelijks verziekt en zeker verkort heeft. Soms denk ik: was hij maar in Seoul gebleven, hij was misschien ontkomen aan die immense golf van familiale gekte hier, zoveel erger dan de gevolgen van Halloween. Aan die Zuid-Koreaanse horror ontsnapte nog de grote meerderheid van potentiële slachtoffers. In de diepste krochten van het ondoorgrondelijke Diest bleek mijn zoon helaas kansloos. Zelfs post mortem werd hij verder vertrapt. Maar ik weet zeker: ook van onder de grond werkt zijn schoonheid zich omhoog, tot zijn bedenkelijk overlijden een verpletterende waarheid zal prijsgeven.
Blijven ademen papa, was zijn finale boodschap. Maar ik kon niet beletten dat hij zelf traag lag te stikken. Ik stond solo aan zijn sterfbed, ik hoorde zijn laatste woorden. Ik stopte hem nog liefdevol onder, ik liet hem vredig slapen. Langzaam doofde zijn adem. Heeft hij terminaal nog beseft dat hij zijn hel op aarde achter zich liet? Ik hoop het voor hem, ik neem het aan als lieve troost.
Zo draag ik, samen met Nathaliefje, mentaal zijn genadige foto mee.
Ik heb uw droevige brief gelezen De Vader heeft hem geroepen verder zijn er geen antwoorden Maar ik weet dat hij Gelukkig Is En dat hij aan u heeft laten zien de laatste momenten dat hij zegde laat mij gaan nu heeft hij het eeuwige leven geen pijn verdriet altijd gelukkig dat is het eeuwige leven thuis komen bij Onze Vader In De Hemel Veel sterkte verder
Lieve Lena,
Onze warme dank voor je troostende woorden.
hartelijke groeten van Omer & Nathalie
Liefde blijft bij alles wat je doet. Mijn moeders kindje twee maand vredig in haar bedje. Haar hele leven was CLARA in ons gezin. Je woorden snoeren met een snik mijn keel dicht. Weet even niet wat schrijven…
Ik dank je beste Bruno voor je tedere en aangrijpende woorden.
Je bent een goede man met een warm hart.
innige groet van Omer & Nathalie