Mijn nonkel Manil was een vat vol contradicties, zijn natuurlijke aanleg voor melancholie was even groot als zijn periodieke drang naar alcohol. Hij stond met een overdosis weemoed in het broze leven, die zachte maar kwetsbare aandoening lachte hij meestal weg, maar als zijn gevoeligheid voor het wankele bestaan hem te veel werd, dan vloog hij mateloos in de drank.

In Baalrode was hij ongekend populair, zijn grappen en kwinkslagen waren legendarisch. Als hij door het dorp fietste, leek hij een mobiele stand up comedian, met een brede grijns over het aangezicht. Situatiehumor was hem op het lijf geschreven, nooit een mop ten koste van de kleine man. Zijn zoon Willy was van een ander kaliber, weliswaar fier op zijn vader, maar ernstiger, zoveel zakelijker ook en gedreven naar het vergaren van groot geld. Daar is niks mis mee, dat zat hem in de genen langs moederskant.

Ik kwam graag aan huis bij die plezante nonkel Manil en mijn naarstig neefje Willy.
Mijn tante Wivina was het goedaardig dikke middelpunt van hun huishouden, zij zorgde voor een harmonieuze verbinding tussen vader en zoon. Elke dag kwam er taart op tafel, want lekker eten vonden zij van levensbelang. Ik mocht altijd mee aanzitten, het waren gegarandeerd dubbele stukken en Wivina sneed graag nog een extra spieke af.

Na de tussendoortjes met taart en gebak, wou tante gewoonlijk rusten. De overdosis zoetigheden maakte haar loom in haar kop (en vooral zwaar in haar maag), dan deed zij een langdurig dutje. Toch merkwaardig, als thuiswerkende moeder had zij een poetsvrouw die dagelijks een paar uur over de vloer kwam. Die hulpjes (het waren afwisselend twee zussen uit de buurt) mochten mee hun slaapje doen. Dan moesten zoon Willy en ik muisstil zijn, ook nonkel Manil hield dan zijn lachend kakske in. De siësta was sacraal, daarna volgde er terug koffie met koekjes, chocolade et cetera. Hun woning was voor mij als een peperkoekenhuizeke uit een sprookje.

Neef Willy was een zeer ondernemingsgezinde jongen. Als kind reeds deed hij in commerciële zaakjes. Zo kwam hij naar onze lokale wedstrijdjes voetbal met een volle bak frisdrank op de bagagedrager van zijn fiets. Tijdens de pauze verkocht hij zijn drankwaar met lichte winstmarge. Als 16-jarige stond hij opeens met een friet- en hotdogkraam op de plaatselijke kermis.
Nonkel Manil had de handel voor hem in mekaar getimmerd. Het geld rolde makkelijk binnen, maar dat diende voor verse investeringen. Op zijn 18de kocht hij zijn eerste feesttent, op zijn 21ste was dat een gans compartiment geworden en werkte hij uit noodzaak al met een pak personeel. Hij verkreeg vaste standplaatsen bij alle grote voetbalploegen uit de regio, Willy verwierf naam en faam in de brede entertainment- en sportsector. Vanuit het Hageland ging het naar Haspengouw, daarna nam hij de Kempen in en vervolgens veroverde hij Limburg. Vader Manil werd de trouwe rechterhand van zijn zoon, ik zal nooit de beelden vergeten als hun werkvolk terugkeerde van de diverse standplaatsen: zakken vol met blinkend en ritselend klein- en papiergeld werden op de keukentafel geledigd, uitgekieperd, neergekletterd en opgestapeld. Nonkel telde zich half onnozel en entertainde ondertussen de ganse ploeg, tante sneed een hoeveelheid taarten aan en schonk koffie in overvloed. Er was daar ambiance in de barak, het goede leven van hard werken en eerlijk geld verdienen. Willy was voor zijn 30ste exclusief zaakvoerder geworden, hij dirigeerde enkel nog van op het thuisfront, als magistrale spelverdeler, hij zond zijn standhouders en verkopers de commerciële ruimte in. Manil deed het uitvoerige thuisbankwerk en Wivina bakte gigantische voorraden zoete voeding, voor en na haar siësta. Een schitterend gezin, het vlotte geldgewin ging er hand in hand met vrolijke levenszin.

Toch reed nonkel nog periodiek zijn scheve schaatsten op café. Als de drankzucht toesloeg, was het alsof hij zonder zuurstof zat. Hij kreeg geen adem meer (tussen al die stapels geld op tafel) en een verstikkende dorst beving hem. Enkel sloten bier hielpen dan.
Was het zijn aangeboren melancholie of was hij zijn leven soms moe? Zijn enige broer (mijn nonkel Roger) was er ook al uitgestapt, zonder drank, maar met een strakke koord. Familietrekje? Een rare anekdote: Manil was eens het slachtoffer geworden van een werfongeval, een scherp werktuig had zijn linkerhand haast doormidden gehakt, twee vingers dienden onverbiddelijk geamputeerd te worden. Dat moest onder narcose gebeuren, maar nonkel tekende verzet aan, hij wou dat nuchter opvolgen, zien hoe en waar er gesneden werd. Hij liet geen kreet. In een dronken bui zei hij later tegen mijn vader dat hij geen schrik had om dood te gaan, integendeel, maar hij wou weten hoe dat in zijn werk ging.

Naarmate neef Willy meer winst puurde uit zijn plezierige evenementen- en kermiscommerce, nam zijn belangstelling voor het dagdagelijkse beleid af. Hij delegeerde graag aan zijn vaste medewerkers, dat waren mensen van het eerste uur die uiterst loyaal en betrouwbaar waren. De baas betaalde in verhouding. Willy deed ondertussen research in andere domeinen, hij leerde de roze fluo-lampen van de warme baancafé’s kennen, blitse barmeiden kregen zijn belangstelling. Hij zocht plots mooie meisjes, dat kan niet anders dan een flinke zak geld opbrengen, dacht hij. Daarin mispakte hij zich, een bepaald soort maffia kwam hem op het spoor. Hij kreeg een een pistool tegen zijn kop en dat betekende meteen: stop! Sindsdien blijft hij veilig binnen en speelt hij op de beurs, terwijl zijn werkvolk in het ganse Vlaamse land de tenten optrekt voor pret en verzet.

Ik ben in de prilste beginjaren van zijn bedrijvigheid één keer in de verleiding geweest om zo’n exclusief werkstuk van hem te betreden: een disco-spiegeltent op de foor in Tienen. Het moet late jaren ’60 zijn geweest, kozijn Willy opereerde nog kleinschalig, maar toch, de Grote Markt van de suikerstad had hij veroverd, alle spots waren gericht op de modernste popmuziek die daar in een glitterdecor werd gepresenteerd. De inkom bedroeg 25 frank, de helft van mijn kermisgeld. Ik was als jonge puber aan verscheurende twijfels onderhevig, ging ik die blinkende lokdeur binnen en liet ik mij verblijden en opvrijen door de kleurlijke kakofonie van discoballen- en lichtjes? Want het was niet min wie daar optrad: Jess and James, onze nationale toppers op dat moment, met minstens één wereldhit: Move.

Ik paste en verbraste mijn schaarse centen aan het schietkraam. Gespeeld en verloren, ik had vooral het genie Willy gemist, klein verraad aan mijn familie. Omdat ik me nog een beetje schaam, serveer ik hier die schitterende sixties-hit, speciaal voor mijn neef. Geboren als ongeschoold ondernemer heeft hij dingen doen bougeren in zijn leven. Hij schonk vrolijkheid aan het gewone volk.
Dat was zijn grootste verdienste, zoveel meer dan de berg geld die hij verdiende.

 

 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *