Op donderdag 16 november 2017 moest ik een kleine maar indringende operatie ondergaan voor wat mogelijks een groot probleem kon zijn. Het liep goed af, de potentiële dreiging leek weggenomen. Daags voordien had ik mijn zoon Vincent nog gezien met zijn vrouw en twee dochtertjes. Ik herinner mij een lachende en vooral grappige Vincent, hij was weliswaar bekommerd om mij maar de toon van ons korte onderhoud was vooral vrolijk. Na de operatie hoorde ik echter niets van hem, het ganse weekend geen enkel bericht. Hier snapte ik niks van, het was windstil geworden op zijn front. Op maandag 20 november kon ik me niet meer bedwingen, ik belde hem zelf op.
Toen barstte de bom, ons geluk spatte stuk, het plafond van de wereld kwam op ons neer. Het ging opeens niet meer om mijn (geheelde) gezondheid. Het was mijn zoon die plots de dood in de ogen keek.
We voerden een ijzingwekkend telefoongesprek, met woorden die door merg en been sneden. Zulke conversatie kan maar éénmaal in een mensenleven plaatsvinden, daar is een normaal hart geen tweede keer tegen bestand. Vincent kwam net terug van consultatie op Gasthuisberg. Hij had al een paar weken een verdachte buikpijn, die enkel maar toenam. Op vrijdag 17 november was hij in het ziekenhuis van Diest op spoed beland, de pijn was niet meer te harden geweest. Vandaar ging het naar Leuven, waar een paar dagen nadien de diagnose viel. Het betrof een haast niet meer te behandelen kanker. Dat vertelde Vincent me met een laatste restje zelfbeheersing aan de telefoon, ik hoorde een compleet gebroken jongen, een ontredderde zoon. Ook ik brak toen, mijn stem produceerde even geen klank meer, mijn keel snoerde dicht, een verstikkend gevoel, overal dat donkere waas, die dikke mist. We namen hartstochtelijk afscheid, iets wat we nog luttele maanden zouden blijven herhalen, tot Vincent ons op 3 september 2018 definitief verliet. We ontvingen allen de rust van het ongeluk.
Toen mijn zoon zijn einddiagnose kreeg van het diensthoofd dat hem in zijn kabinet ontving, vroeg hij nog aan die hoog gespecialiseerde arts (met een dijk van een reputatie): en wat is dan het verdere verloop met betrekking tot de chemo enzovoort? Het droge antwoord van de dokter klonk zo, kort en bondig: aha, wilt gij dan nog chemo? Dat was dus grof en gortig. Dat moest ik aanhoren uit het commentaar van een totaal gekraakte zoon op maandag 20 november. Op dat moment had ik een moord kunnen begaan, ik had dat diensthoofd de nek willen omwringen, oog om oog, tand om tand. Want er mag toch geen plaats zijn onder de zogenaamde topdokters voor niet empathische zeg maar autistisch afgestompte specialisten. Ik wou echt daadwerkelijk in tegenactie treden: hoogste directie van Gasthuisberg, orde der geneesheren, mijn huisdokter, artsensyndicaat, desnoods een advocaat… maar het was Vincent zelf die me bedaarde, hij ging liever op positiviteit inzetten, met de laatste krachten die hem restten. Ik weet wel dat hij die uitspraak van dat onmenselijke diensthoofd via zijn arbeidsgeneesheer heeft laten behandelen, welke regeling er uiteindelijk is getroffen heb ik nooit geweten. Ik veronderstel: bedekt met de mantel der stilzwijgendheid, onder het mom van ons kent ons.
Voor de dagelijkse opvolging van zijn kanker legde Vincent zijn lot in handen van een huisartsenpraktijk in Diest. Hij had daar wel een min of meer vaste dokteres, maar die dame bestond het om hem op zekere dag te zeggen dat hij niet per se altijd bij haar op visite moest komen, hij mocht voor de afwisseling ook eens bij haar collega’s langsgaan. Van een medische vertrouwenspersoon gesproken! Madam doktoor wou precies niet te veel die patiënt aanhoren met zijn reeds op voorhand uitbehandeld ziekteproces. Ik moest me bedwingen als ik zulk relaas aanhoorde, malheuren had ik kunnen begaan, er werd godverdomme nogal gesold met mijn ten dode opgeschreven zoon. Die dame is nog één keer op bezoek geweest bij Vincent op Gasthuisberg, net voor hij op palliatieve belandde. Ik was toen toevallig aanwezig op zijn kamer, hij stelde me nog voor aan haar, ik kreeg een droog knikje.
Uit discretie en tact heb ik hen een kwartiertje alleen gelaten, bij het naar buiten komen liep ze me straal voorbij. Ik was een anonieme passant voor haar. Die medische madam heeft nog een tekstje mogen uitspreken op de afscheidsplechtigheid voor Vincent, geen woord is er me van bijgebleven, dus wat heeft het betekend? Het was zo gratuit als een visitekaartje afgeven.
Nog zo’n monsterlijke dokter ben ik tegengekomen op de palliatieve afdeling. Het betrof een assistent van de hoofdarts. Het was op donderdagmiddag 30 augustus 2018. Die man kwam langs voor een korte routinecontrole, concreet: hoe lang gaat dat hier nog duren? Dat maakte ik immers op uit zijn lichaamstaal: erg afstandelijk, geen enkele menselijke betrokkenheid, laat staan een zachtaardige begroeting van vader en (stervende) zoon. Opeens zegt die kerel, met het uitgestreken gezicht van een koele killer : er zullen versneld maatregelen moeten genomen worden want het overlijden komt dichterbij. Ik zie nog die opgeschrikte blik van een immens lijdende Vincent, zijn totale verbijstering en plotse doodsangst bij die ijskoude en onbehouwen uitspraak. Ik stond erbij als verlamd, aan de grond genageld door dit niet te pardonneren gebrek aan tact, inlevingsvermogen, psychologische aanpak, kortom het ganse pakket aan menselijke vaardigheden waarover een arts op palliatieve zou moeten beschikken. Ik had hier maar één benaming voor: dit was de zoveelste Dokter Klootzak.
Ik sterf zelf nog langzaam verder als ik hier allemaal aan terugdenk, de kille en onverschillige medische zakelijkheid waarmee terminale mensen soms geconfronteerd worden. Ik had misschien telkens moeten geprotesteerd hebben, de moed en het lef daarvoor had ik, jawel, maar wat zou het nog opgebracht hebben? Vincent was sowieso ten dode opgeschreven.
En ik denk ook dat hij, na alle mokerslagen (die maar bleven komen), opteerde voor een gelaten instelling, dat hij de finale rust verkoos, niet meer ageren tegen die laffe onverlaten. Laat maar papa, alles is toch volbracht.
Maar tot op de dag van vandaag kan ik nog kraken en breken als ik denk aan die manifeste onrechtvaardigheid van sommige leden van het geneeskundige korps. Ze teren op ons leed, het zijn de dieven van ons verdriet, ze gedijen op ons lijden.
Hun eed van Hippocrates zetten ze zo vaak om in hypocriete daden, zij zijn tenslotte de zwaarste zieken, van geest.
Maar het was niet allemaal kommer en kwel bij die artsen, daarom ere aan wie ere toekomt, om te beginnen alle lof voor een topdokter (bekend van de gelijknamige TV-reeks). Toen Vincent al ver in het eindstadium van zijn ziekte verkeerde, werd er door zijn schoonfamilie geopteerd voor een heengaan op het thuisfront, met ambulante palliatieve zorg. Ik permitteerde mij als vader een andere en alleenstaande mening: waarom niet een allerlaatste poging wagen, nog eens alles op alles zetten, tot op het gaatje gaan, zelfs in deze uitzichtloze kankerbestrijding?
Dus ik contacteerde (via via) de zeer gereputeerde professor Van Cutsem, ik schreef hem een korte mail met de dringende vraag voor een laatste hulpverlening. En wonder boven wonder – binnen de 24 uur! – kreeg ik antwoord van die man. Hij kon mij niks beloven, maar Vincent was nog welkom op zijn dienst, hij wou een laatste strohalmpje aanreiken, de chemo van de ultieme kans binnen handbereik houden. De professor wou op zijn minst het jonge leven van mijn zoon (36) nog voor een bepaalde tijd op menswaardige manier proberen te verlengen.
Wat een genereuze geste, wat een grandioos gebaar. Maar ik bleef een stand alone, ik kreeg de complete familiehoon over me heen, inclusief van een fulminerende echtgenote en een karakterloze mama van mijn zoon. Ik had de fout begaan van nog een allerlaatste keer te willen vechten voor het leven van mijn enig kind, als de verlaten vader die handelt vanuit een onuitroeibaar oerinstinct. Soit. Het was Vincent zelf die na kort beraad besliste om nog op dit aanbod in te gaan. Maar helaas, het heeft dan toch niet meer mogen baten. Ik stond er bij als de professor aan zijn bed is komen zeggen dat ze helemaal uitgedokterd waren. Ik zag op dat moment een serene zoon en een geëmotioneerde arts. Die topdokter was een topmens. Dat rest me nog steeds als het mooiste souvenir ter plekke bij al die droefnis, het warme vertoon aan diepmenselijke bewogenheid. Mijn zoon is en blijft dood, maar ik pikte – aan de rand van die afgrond – een schone morele erfenis op. Dat gegeven, een kostbaar bezit, kan ik enkel teder delen met mijn geliefde. De kinderen van Vincent hebben dit nog te goed. Want alles staat geboekstaafd, geen woord vergaat.
Dat biedt soelaas. Het is onze troost en ook onze trots.
Nog een uitsmijter, een scherpe en splijtende afsluiter. In de laatste week dat Vincent op Gasthuisberg verbleef, kon hij het op zeker moment niet meer houden van de pijn, ik zag mijn jongen echt kronkelen en kermen in zijn bed, dit leek onmenselijk.
De verpleegkundigen waren hiervan op de hoogte, maar konden niets doen, ook niet toen ik bleef aandringen, zelfs met lichte kwaadheid. De reden was zogezegd dat ze niet aan de richtlijnen van professor Van Cutsem mochten tornen, de pijnpomp kon niet hoger ingesteld worden zonder zijn akkoord, en vermits hij een paar dagen met vakantie was… Toen ik dat vernam, heb ik stante pede naar de professor gemaild, ik had meteen zijn antwoord: oké, ik doe het nodige. Nog diezelfde dag werd de pijnstilling met morfine opgedreven. Ik zeg nog steeds: merci professor! En ik denk ook: eens vader altijd vader. Aan lijdzaamheid wil ik niet lijden.