Het meeste hallucinante dat ik gedurende mijn 6 jaar als gids in Kazerne Dossin beleefde, had niets te maken met die verschrikkelijke genocide op het Joodse volk. Nee, het was de eigen omgeving van kaderleden en collega’s die me een paar keer met verstomming sloeg door wat ik niet anders kan benoemen dan: hun onmenselijkheid. Weet dat de instelling in zijn titel, naast museum van de Holocaust, ook de vermelding ‘museum van de Mensenrechten’ meedraagt.

Als beginnende gids in het voorjaar 2016 stond ik eens te wachten op een groep om mijn rondleiding aan te vangen. Ik was in het gezelschap van drie anderen die eveneens klaar stonden voor hun bezoekers. De oudste van ons gezelschap – ik zal hem in vrije vertaling Michiel Derijck noemen – was een man die graag veel lawaai maakte. Hij wou overal en altijd zijn stem verheffen, uiteraard veel te luid voor een museum waar toch een zekere ingetogenheid paste. Die keer maakte hij van de gelegenheid gebruik om ons nog rap een straffe anekdote te vertellen over zijn tijd als jonge officier bij de Rijkswacht. Hij had het meesmuilend over het verhoren van verdachten waarbij hij niet zo zachtzinnig te werk ging. Met een vette knipoog vertelde hij ons dat zijn voornaamste werkinstrument hierbij een zo dik mogelijk telefoonboek was. Uiteraard liet dat blauwe plekken na, maar dat werd in zijn proces-verbaal steevast gecamoufleerd met de zinsnede: betrokkene was in ons kantoor gestruikeld en gevallen. Dolle pret bij Michiel Derijck toen hij dat vertelde, de twee andere collega-gidsen grijnsden, ik stond er hoogst onwennig bij. Ik was ook een oudgediende van de Rijkswacht, ik wist dat zulke baldadigheden in dat nogal inhumane milieu gebeurden, maar hier bevonden we ons in een omgeving waar dergelijke barbaarse praktijken net a priori moesten aangeklaagd worden. Ik keek wat gegeneerd weg, durfde niet meteen te reageren, ik was nog een beginneling tussen die anciens. Ik wist me wel even geen raad met de zeden en gewoonten van dit bij uitstek morele en ethische voorbeeld-huis. In principe had ik me moeten vermannen, mijn mond opentrekken om deze verschrikkelijke en totaal misplaatste macho-praat te veroordelen. Dit ging onmiskenbaar om juridisch strafbare feiten, ook deontologisch te sanctioneren, maar ik aarzelde.
Ik was helaas een beetje laf. Niettemin dacht ik: schaam u, Michiel Derijck.

Een tijdje later kreeg ik een eerder exclusieve opdracht. Ik mocht een privé-gezelschap rondleiden dat bestond uit goeie vrienden van directeur Christophe Busch. Reeds van bij aanvang voelde ik dat er nattigheid op komst was, er zaten een paar ettertjes tussen die meteen kregelig werden zodra de naam Israël viel. Ze wilden het verhaal van de Holocaust per se in de richting van het Joods-Palestijnse conflict in het Midden-Oosten duwen. Ik hield zoveel mogelijk de boot af, het ging hier immers om de Holocaust tijdens WOII. Maar de hoofdeikel van het gezelschap liet niet af, hij wou die Joden tegelijk tegen de muur spijkeren, zie Palestina waar er eveneens een volkerenmoord plaatsvond. Daar was ik niet van op de hoogte, maar om de zaak te ontmijnen zei ik, geheel volgens de doctrine van Dossin: niet polariseren alstublieft, het is daar geen wit-zwart aangelegenheid van de goeden tegen de slechten, nuanceren graag. Dat was echter voldoende voor de hetze-maker om nog diezelfde dag zijn beklag te gaan doen bij zijn maatje Busch. Gevolg was dat ik ’s anderendaags al bij Marjan Verplancke, de adjunct van de directeur, geroepen werd. De aantijging tegen mij luidde: waarom had ik dat Joods-Palestijnse conflict ter sprake gebracht, en erger nog, waarom had ik gesproken van de goeden en de slechten? Hallo moeder, ik had dat onderwerp niet zelf aangehaald en ik had net de nuance willen leggen. Foute boel van mij, zei ze, daar had ik mijn mond moeten over houden, Dossin doet daar immers geen uitspraken over. Dat laatste werd me duidelijk gemaakt als zijnde een strict en streng bevel van de directeur. Bon, in dat museum (óók van de mensenrechten), werd er dus op een vrij dictatoriale manier omgegaan met gidsen die niet spraken als papegaaien.

Tijdens datzelfde onderhoud met Marjan Verplancke maakte ik van de gelegenheid gebruik om dat rare verhaal van Michiel Derijck te melden. Dat was me blijven dwars zitten, mijn geweten was er blijven over opspelen. Het leek me nog steeds een immorele propaganda voor gewelddadigheid van een gewezen gedragsdrager bij de Rijkswacht (die ons dat onder het mom van een grol en een grap verkocht had). Verplancke gaf geen krimp bij het aanhoren van deze ranzigheid, haar droge repliek was enkel: dat moet ge zelf maar oplossen met Derijck. Ze leek geen seconde verontrust, laat staan gechockeerd door zulke brutaliteit van een ervaren gids in ons prestigieus museum, dat tenslotte toch maar om één ding draaide: de ethiek. Ik heb het met haar hierover nadien nog gehad, toen ik reeds weg was uit Dossin. Ons gesprek liep via messenger, ik stelde haar nogmaals voor haar verantwoordelijkheid, haar complete onverschilligheid inzake dit schuldig verzuim om op te treden tegenover een verbaal gewelddadige gids, haar botte reactie: ze blokkeerde me op Facebook.

Zowel de directeur als zijn adjuncte waren fanatieke carrièremakers, ze planden een stapje hogerop, ze kropen in 2020 langs de links-liberale ladder met woke-pasjes op naar het Hannah Arendinstituut in Mechelen. Dat huis was met veel politiek gekonkelfoes (bedankt Bart Somers) en nog meer centjes (bedankt burgers) geopend om hen een hobbyproject te schenken, hun fabriekje van de mensenrechten. Daar waren ze ook verlost van die dode Joden en konden ze beter tekeergaan tegen de levenden (in Israël uiteraard). Noch Busch, noch Verplancke, hebben ooit wakker gelegen van moslimfundamentalisme en de daarmee gepaard gaande terroristische aanslagen, het was omwille van hun politiek-correcte agenda per definitie hun onderwerp niet. Charlie Hebdo, Bataclan, Zaventem, Maalbeek, Samuel Patty en ander intriest geweld vanuit islamitische hoek, daar mocht niet over gesproken worden: taboe! Hun dada was even onnozel als simplistisch, het bestond uit afgelikte en holle containerbegrippen: anti-racisme, multiculturalisme, kolonialisme, diversiteit, inclusie etc. Alles even afgezaagd als nietszeggend, maar een meute gidsen en andere seutige slippendragers holden achter de goeroes van dit goedkoop geloof aan. Niemand durfde er voor zichzelf te denken, men rammelde deze lullige teksten van de crypto-communistische voorzeggers Bush en Verplancke klakkeloos af. Ik vermeld nog even voor de volledigheid dat ze allebei rabiate haters waren van alles wat te maken had met Vlaamsnationalisme. Uiteraard zagen ze overal de dreiging van extreem-rechts.

Hoe is dat toch mogelijk geweest dat indertijd die Holocaust heeft kunnen plaatsvinden, dat men dat niet massaal verhinderd heeft? Dat was de centrale vraag en het kernthema in het museum. We moesten volgens de codex van Kazerne Dossin aan de bezoekers uitleggen dat ze goed het verleden (de jaren ‘30) moesten bestuderen om dezelfde fouten in het heden te voorkomen.
Dat was zogezegd de morele les. Na een tijdje ben ik dat beginnen omdraaien: ik wees de mensen op de complete blindheid in de huidige tijd, de tolerantie tegenover een obscuur geloof dat uit de middeleeuwen stamt en dat men hier enkel nog gaat faciliteren. Ons enig verweer tegen hun brutale gewelddadigheid lijkt wel: nog meer kaarsjes branden en doorgaan met hun jihad van de haat te minimaliseren. Ik heb het hier al zo vaak geschreven, dit gaat om de strijd van de beschaving tegen de barbarij, zowel bij ons in het (voorlopig) vrije Westen als in Israël. Om terug te koppelen naar Dossin: door te focussen op het heden, kunnen we perfect die ontsporingen in het verleden begrijpen. Jihadisme = nazisme, IS = SS, etc.

Het zal niet dankzij het lucratieve links-ideologische hobbyclubje van Christophe Bush en Marjan Verplancke zijn dat we onze strijd tegen een totalitaire religie gaan winnen. Ze zitten beiden nog te graag aan bij de iftar-maaltijd, in hun eigengereide blinde peis en vree, tot de bom onder hun kont ontploft. Dan zal het te laat zijn voor wir haben es nicht gewusst. Ik verklaar hen nu al schuldig.

De tortelduifjes Busch en Verplancke zijn intellectuele profiteurs en financiële potverteerders, ze kakken graag op Vlaanderen, maar souperen wel ongegeneerd onze centen op. Ze ontginnen gulzig de industrie van hun zelf bedachte mensenrechten, die volgens hen voor iedereen gelden, met dien verstande: in de laatste plaats voor Vlamingen. Nog even en dan zand erover.
We gaan die linkiewinkies electoraal begraven.

ps: voor meer straffe uitleg en vuile (juiste!) was over het Hannah Arendt-insitituut, zie hieronder

4 juni – HA-bricolage

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *