Met onze familie langs moederskant gingen wij soms op bedevaart naar het klooster van Essen, een kleine gemeente in de hoge Noorderkempen, pal tegen de Nederlandse grens. Ons tante nonneke, zuster Hiltrudis, was daar ingetreden als vrome katholieke zuster, ze woonde er sindsdien devoot, sober  en ingetogen. Ze was gehuwd met Jezus Christus, zoals al haar mede-nonnekes, daar kwamen zij openlijk voor uit. Als jongetje kon ik dat niet bevatten, dat die zoon van God zo’n seksuele veelvraat was. Had die een beurtrol ingesteld om al die vrouwen te onderhouden met zijn goddelijk onpreuts gerief? Ik wou ook wel zo’n sensueel bevlogen figuur worden later, ik zag dat helemaal zitten met dat vogelende geloof. Al biddend een onverbiddelijke minnaar worden, de lat kon niet hoog genoeg liggen, de permanente extase graag. Zonder biechten achteraf. Ik zou de zusterkes doen zingen van genot, zie later in dit stuk.

Om vanuit het verloren gat Baalrode in het verre Essen te geraken, legde onze pa een gammel busje in, dat huurde hij van zijn jeugdkameraad Selke Dok (die reed gratis voor ons, behalve betaling van de naft en een bak bier). Mijn vader gaf tijdens de rit de flesjes pils aan, dat was de afspraak. Selke had in zijn leven al zoveel gedronken dat hij nooit meer zat werd, maar om nog normaal te kunnen functioneren moest hij voorzien worden van alcohol. De man had zelfs een éénmansbedrijf als aannemer, hij kon tot op de millimeter nauwkeurig metsen, maar enkel als het bier bij de hand was – hij vertrok ’s morgens met een bak van 24 stuks, tegen de avond was alles opgezopen en stond zijn laatste muur kaarsrecht – Een wonder van vakkundigheid dat hij dagelijks herhaalde, dankzij de godendrank.

Selke bracht ons telkens veilig ter plekke, hij prees met zijn tiende biertje in de hand de sterke structuur van het kloostergebouw. In die (voor God & co) sacraal en strak gebetonneerde blok werden wij steevast van harte en met veel warmte onthaald door zuster overste. Zij begroette onze pa alsof hij haar lievelingsbroer was, drukte hem stevig tegen haar boezem, en pa liet beschroomd en onderdanig begaan. Daarna pakte zij de andere mannen vast, ik kreeg dus ook een beurtje en voelde telkens wat kriebeljeuk – nee, niet waar u denkt, maar een regio hoger, aan mijn gezicht, precies alsof de oppernon zich die dag nog niet geschoren had – Want, toegegeven, de meeste zusters leken er reeds deel uit te maken van het non-binaire tijdperk, LGBTQIA+etcetera avant la lettre. Ik keek mijn ogen uit op wat ik beschouwde als een niet te plaatsen cultuur van onbekende multigenders en hormonale kruisbestuivers. Mijn testosteron was nog in prille ontwikkeling, maar het klooster prikkelde mij. Onze pa uitte (jaren later) ook zijn geslachtelijke non-bedenkingen, ons ma ontkende ferm, zoals zij alles wat met seks en erotiek verband hield uit ons leven bande.

Vast onderdeel tijdens ons bezoek was een optreden van het zangkoor, dat waren de verzamelde nonnekes die voor ons hun kloosterliedjes kwamen kwelen, uit volle borst(en) en open keel, voor God en Heer, tegen de hemel op. Zonder spot of ironie, ik vond dat betoverend mooi. De zusters zongen vanuit gelovige overgave, er waren hoge vrouwelijke stemmetjes (van de meisjes-novicen) maar ook flinke bassen van de mannelijke collega’s die biologisch een gewone katholieke vrouw waren. Niemand werd daar gediscrimineerd, dat was één religieuze pot nat, iedereen deed het met iedereen, zolang de zonde ergens in het donker bedreven werd, was er geen probleem. De gezamenlijke zangstonde was als een verhullend gordijn van nonnendevotie dat aan een nachtelijke uitspatting voorafging. Zo interpreteerde ik met mijn fantasierijk kinderverstand die prachtig gezongen lyriek (met onmiskenbaar een dosis mystiek) van minstens twintig nonnekes die naar de hoogste tonen toe verzusterden en verbroederden. Op het einde kwamen ze samen extatisch klaar met een langgerekt en schokkend ademgezang, een haast geluidloos uitgezongen amen. Na hun spiritueel orgasme volgde ons verbluft applaus.

Naast de sensueel versluierde erotiek werd er ook uitbundig aan eten en drinken gedaan.
Wij zaten er steeds aan goedgevulde tafelen, de beste hapjes waren weliswaar verboden vruchten : door de stoutste non, gewoonlijk de schoonste vrouw, uit het zeer nabije Nederland meegesmokkeld, voorbij de mannelijke douane-ambtenaren. In die tijd moest men nog accijnzen betalen op buitenlandse koopwaar. Nonnekes controleren mocht, bepotelen niet, of stiekem wel, maar zonder bekeuring als de controleur eens goed mocht voelen. Dat was de versie die Selke mij stillekes vertelde, ik verstond er niks van, ach: achterklap van een stomme zatlap. Dit was het huis van God, ik de kuise snotaap.

Mijn stukje lijkt misschien wat karikaturaal, maar ik heb niettemin nog steeds respect en bewondering voor de gedisciplineerde manier waarop die in het strikte geloof gevangen vrouwen hun leven organiseerden. Ze maakten er meer dan het beste van, ze excelleerden in levensvreugde met regulier gebed en ondeugende pretjes. Mijn vader als beroepsmilitair raakte niet uitgekeken op de netheid van hun gebouwen, de orde in de kamers, de onberispelijke staat van gangen en lokalen. Het klooster was een doolhof, maar nergens een restje stof of een spinnenkop, je kon er overal van de vloer eten (drinken voor Selke), ze waren subliem in hun omgangsvormen, voorbeeldig in betoonde nederigheid en zogezegd zedig. De nonnen waren te allen tijde voorbereid op de komst van hun aanbeden Heiland, de sexy zoon van God, hun bruidegom Jezus. De latere heiden in mij erkende hun heilig meesterschap.

Hun organisatie was haast militaristisch, mijn tante Heleen (zuster Hiltrudis) mocht het eerste kwart eeuw van haar kloosterleven zo goed als geen contact hebben met haar familie. Zelfs voor de begrafenis van haar eigen vader (in 1957) kreeg ze geen dagje vrijaf. Als ze na zoveel jaren toch eens naar Baalrode mocht komen, moest ze verplicht bij de lokale nonnekes overnachten.
Kreeg ze 100 frank zakgeld van ons bomma, dan gaf ze plichtsbewust 95 frank af aan zuster overste, de resterende 5 frank was voor een plaatselijke bedelaar, lees: onze inhalige pastoor. Totale onthechting dus, zeker wat geld betreft, toch voor de laagsten in graad. De directie legde graag een dikke spaarpot aan, bij de kloosterbank.

De kloosterorde slaagde er ook in om vier van mijn tantes op kostschool bij hen te krijgen, afdeling snit en naad. Dat kostte mijn doodarme grootouders een fortuin, maar ze vervulden hun goddelijke plicht, ze spaarden het eten uit hun mond, de Kerk ging voor, meedogenloos en bijna despotisch als ik het nu bekijk. Alleen mijn eigen ma werd gespaard, zij was het best voorzien van oren en pootjes, mijn opa had er geen goed oog in, afhouden die handel van gelovige handen dacht hij. Zo bleef ons moeder onbezoedeld, ze droeg haar kruis op het thuisfront. Ze is haar ganse leven gefrustreerd geweest dat ze werd achteruit gesteld.
Ik had haar graag die kloosterschool gegund, ze zou een zoveel gelukkiger vrouw geweest zijn. Als puber geestelijk gehuwd met Jezus, proficiat mama. Dan was ik de stiefzoon van Christus geworden. Djeezes.

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *