De mensen die het minste waarde hechten aan het toekennen van titels, ordes en lintjes zijn de leden van het Hof zelf. Ik was gedurende een paar decennia getuige van hun verplicht jaarlijks nummertje. De beoogde lijst werd aangemaakt door de hoogste dignitarissen, vaak uit de losse pols en met de natte vinger. Daarna werd de blikken rommel in bulk aangekocht en schudden maar om te zien wie als eerste uit de bus kwam.
Zo werd een avant garde kunstenares als Anne Teresa De Keersmaeker reeds in 1999 barones (ze schaamde zich geenszins) en kreeg alternatieve theater- en fratsenmaker Jan Fabre in 2004 het lintje van Grootofficier in de Kroonorde. Dat snobistisch volkje gaat daarbij een spreidstand aan van jewelste, ze staan met één voet in het Ancien Regime en met de andere in de extravagante moderniteit. Geen kramp is hen te veel voor royale eer.
Ik zie de twee Jannen, kunstpaus Hoet en zijn bloedsbroeder Fabre, nog parmantig langs de achteringang het domein van het Paleis betreden. Het waren de knuffelkunstenaars van de koningin. Ze plooiden als perfecte lakeien voor la dolce Paola, hun mond droop van de stroop.
De rijkswachters roken tot in hun wachtlokaal de gebakken lucht. Jan Hoet gedroeg zich als een artistieke goeroe, achter die façade zat de charlatan. Fabre schreed majesteitelijk als de potentaat in wording… die zijn weg naar de rechtbank voorbereidde. Deze koninklijk gedecoreerde bedotter werd vorig jaar correctioneel veroordeeld.
Ook heden stond weer een allegaartje (uit de zak van het Hof geschudde) slaafjes aan te schuiven om hun ordes en andere onzin te ontvangen. Aan kop van het onderdanige peloton drong de hyper-politiek-correcte Kristof Calvo zich op, een groene jongen die electoraal gedoemd is om voor altijd te verdwijnen in de anonimiteit. Hij werd met het betere ellebogenwerk bijna weggedrumd door de man die zichzelf blijft bestempelen als de eeuwige rebel, zijnde de per definitie chagrijnige Erik Van Rompuy, befaamd als jarenlang gerateerd minister. Twee politieke nitwits die gretig de handen uitstaken naar een verering met de Orde van Leopold II. Het bloed aan de pootjes van die koning stoorde hen niet. Zij stonden klaar aan de grote poort, tot het parlement en de media hier een ethisch stokje voor staken. Gezichtsverlies voor de twee narcisten die nog snel hun mening wilden herzien. Het afstotelijke bochtenwerk van kameleons die onze politiek verzieken.
Vorig jaar heb ik zelf mijn onderscheiding in de blikken winkel van Leopold II geweigerd. Ik deed dat met een korte mail, mijn reden: een ethisch bezwaar. Voordien had ik wel mijn aanstelling tot Ridder in de Kroonorde aanvaard.
Wie hierover met verwonderde vragen zit, kan deze ‘nobelisatie’ nalezen in het stukje ‘Ridder’ van 19 mei 2020
(zie ons blog alsook ons boek).
Ik heb zelfs meerdere malen een koninklijke medaille mogen ontvangen. Ik was er jarenlang tewerkgesteld, weigeren was geen gangbare optie. Niettemin betrof het een pijnlijke aangelegenheid, ik geneerde me steeds om bij die poppenkast aanwezig te (moeten) zijn. Een droevige komedie. De leden van het Hof maakten er seriewerk van.
De lintjes werden aan de lopende band opgespeld, we kregen een vluchtig lachje en een luchtig woordje (van een goedlachse koning Albert), terwijl zijn stroeve madam ons toegrijnsde met een blik vol venijn (ze verdeed haar tijd met deze onnozeliteiten).
Een straffe collega liet ooit een stille scheet vlak naast de queen. Haar gezicht betrok nog meer en ze haalde ostentatief haar neus op voor ons. Taferelen om in alle geuren en kleuren verder te vertellen.
Bij zulke gelegenheden hadden we niet van elk lid van het Hof last. Zo waren Astrid en Laurent wel aanwezig, maar ze moeiden zich met niet veel, de prinses was thuiswerkende moeder en de prins van nature moe. Eén keerde slaagde Astrid er zelfs in om gedurende gans de ceremonie met niemand van de gedecoreerden te praten. Ze fixeerde zich op een non-stop gekeuvel met haar vleugeladjudant, een pronte man die ze overigens dagelijks frequenteerde en consulteerde. Deze generaal was als een vader voor haar, zo wisten wij (vanuit hun entourage) en zo lazen wij ook hun lichaamstaal ter plaatse. Het vrank gedacht van de collega-scheten-later: sebiet kruipen die twee nog op mekaar; ge ziet toch dat ze elkaar staan op te vrijen, die zijn zo geil als paleisboter.
Prins Laurent was ook een hete galet, dat verhaalde ik eerder al (zie onze column Hofzondigheden van 25 mei 2022). Dat bewees hij onder onze ogen eens heel expliciet tijdens een medaille-uitreiking. Hij beoogde zelf een prettig prijske. Daarom was hij reeds als een hitsige wilde met zijn zware brommer het Paleis binnengestormd, daarbij net geen rijkswachters omverrijdend. Soms gebeurde het dat hij werd achternagezeten door een colonne motards van de federale verkeerspolitie, wegens een stapel overtredingen onderweg, maar eens op koninklijk terrein genoot hij onschendbaarheid.
Die dag was hij echter gehaast om terug te vertrekken, hij had zijn prinselijk lodderoog laten vallen op een piepjonge dienster die de drankjes rondbracht.
Het meisje werd overdonderd door de persoonlijke interesse van Laurent, een vals galante gast die voor vrolijk koninklijk doorging maar bedrieglijk nobel was.
De prins-verleider heeft haar stiekem buitengereden en daarna waarschijnlijk ergens binnengedaan. Ik wist van zijn scores en statistieken op dat vlak.
Voor niks beschaamd, moraal laat hij over aan zijn landgenoten.
Ik zou nog dikke pagina’s kunnen volkladden met verhalen en anekdotes van wat er misliep aan het Hof, maar hier stopt het definitief. We beleven het einde van een tijdperk, de samenleving snakt naar de republikeinse vrijheid.
Een paar jaar geleden heb ik al mijn koninklijke trofeeën van de hand gedaan. Het was een grote doos vol rommel, dus toog ik naar de… rommelmarkt. Dat bracht nog schoon geld op, goed belegd vond ik.
Met de royaal verdiende centen kocht ik een nieuwe Vlaamse vlag.