In onze blok wonen zoveel rassen en nationaliteiten dat wij misschien wel als unicum kunnen gelden in Leuven op het vlak van diversiteit en multiculturaliteit. Ik verwacht er echter geen burgerprijs voor want als onze smalle stadsvader Mohammed verneemt dat zulke opmerking van mij komt, dan krijg ik al direct de deur op mijn neus omwille van mijn blanke kop en mijn heteroseksuele geaardheid, plus het feit dat ik niet hulpbehoevend ben noch slordig gekleed, noch een drank- of drugprobleem heb. Dat zijn teveel manco’s om heden ten dage in de gratie te vallen bij rood-groene beleidsmensen die liever focussen op slachtoffercultuur en er een woke agenda op na houden om te jagen op zogezegd neo-kolonialen en raciale oude Belgen. Ik heb er niet om gevraagd, maar ik zit in dat bestuurlijke belangenvak van de onmondigen die enkel mogen afdokken als de stadskassen leeg geraken. Wat niet belet dat ik mijn morele bijstandsplicht tegenover mijn medemensen vervul, samen met mijn hulpvaardige geliefde.

Zo hielpen wij vorige week nog een brandje blussen toen een jonge Afrikaan heel onnozel de barbecue had aangestoken in zijn studio die zich pal onder de onze bevond. Binnen de kortste keren zaten wij van kop tot teen onder de rook, een verschroeiende stank drong door in ons appartement en wij schoven al dichter naar het dak om door de helikopter van de pompiers opgepikt te worden. Oeps, die moesten nog eerst verwittigd worden, deden wij, en terwijl we al onze buren alarmeerden en op sleeptouw namen naar de nooduitgangen, hoorden wij al de sirenes van brandweer en politie. Dat werden daar nog indrukwekkende taferelen, het was alsof wij op een filmset aanbeland waren, zelfs met een vleugje seks van een paar aantrekkelijke dames die zich nauwelijks hadden kunnen aankleden. Voor u begint te fantaseren: ik had Nathaliefje inderhaast in een wit laken gewikkeld waarin zij er als een maagdelijke madonna uitzag. Veilig én deftig, zeker voor als er in het zog van de hulpdiensten paparazzi zouden opdagen. Er was maar één valse noot in die ganse hete heisa: onze jonge donkerzwarte Afrikaan. Als het aan hem had gelegen dan was hij gewoon blijven doorkoken, zijn maniok was bijna gaar gestoofd. Ik heb hem in mijn beste Afrikaans uitgelegd dat Belgen doorgaans mensen zijn die de boel niet bewust in de fik steken, dat vuur bij voorkeur moet geblust worden en dat barbecues bij ons een buitenactiviteit zijn. Hij keek naar mij alsof ik niet in zijn brousse thuishoorde.

Enfin, toen de drie brandweerwagens, de twee ambulances en de vier politiecombi’s vetrokken waren, werd het weer gezellig bij ons. Ik ontdeed Nathalie van het witte laken en stak het uit het raam ten teken dat ze ons nu effe met rust moesten laten, en zeker geen overkokende negers meer aan onze kop die ons het vuur aan de schenen wilden legden. Want als ik toch een ras mag kiezen, doe mij dan maar een handvol Aziaten.

Ik heb al meerdere mensen van Aziatische origine gekend in onze blok. De meest markante familie kwam uit Nepal, het betrof een vader en een moeder met twee kinderen. De papa werkte als kok in een restaurant te Rotselaar, de mama kluste bij door te gaan poetsen.
Het waren ontzettend lieve mensen die zich uitsloofden om in een paar schaarse woordjes Nederlands toch nog een minimum aan conversatie te voeren. Voor de man was dat nog extra belastend vermits hij blijkbaar een aangeboren spraakgebrek had, hij was een extreme stotteraar. Niettemin slaagde hij er in om te verduidelijken wat zijn wisselende werktijden waren en met hoeveel plezier hij zijn job deed. De vrouw op haar beurt kon me met haar vocabulaire van maximaal honderd woordjes uitleggen hoe ze ervaren had dat veel Vlaamse mannen hun handjes niet zo goed konden thuishouden, met als gevolg: ze ging nog enkel poetsen op plekken waar er geen vent alleen woonde. Dat ze er ontzettend aantrekkelijk uitzag, kon uiteraard als geen verzachtende omstandigheid gelden. Aziatische borsten en billen zijn evengoed taboe voor de niet rechthebbenden, in die zin ben ik ook geen voorstander van de herinvoering der koloniale losse zeden en gewoonten. Ik kon enkel volmondig mee verontwaardigd zijn als zij mij wat verbolgen verhaalde over de voorstellen die zij kreeg voor een te leveren… tantra massage. Tja, niet zo kuis om te komen kuisen. Haar Nepalese pa had het moeten weten.

Eénmaal per jaar kwam die stokoude vader op bezoek bij haar in Leuven. Voor die bejaarde man was alles wat hij bij ons aantrof en zag niet minder dan een cultuurshock. Zelfs een modale lift was voor hem een ware happening, hij deed niet liever dan zonder reden zomaar op en neer rijden. Desgevallend kreeg ik van hem dan de technische uitleg in zijn Aziatische streekdialect.
Ik gaf hem steeds gelijk, maar trachtte hem toch duidelijk te maken dat hij niet altijd op alle knopjes tegelijk diende te drukken. Hij leek inderdaad verzot op die rode lampjes. Van het alarm bleef hij na een eerste keer wel af, dat had er immers voor gezorgd dat hij het ganse zaakje had geblokkeerd. Proberen kost geen geld, had hij in het Nepalees gedacht, één keer toch. Op zekere dag bleek hij uren vermist. Hij was vertrokken met de lift richting onbekende bestemming, zijn schoonzoon kwam in paniek bij mij aankloppen, ik verwittigde meteen de politie. Gans de nabije omgeving werd afgezocht, maar ik vond hem terug in onze blok.
Via de benedenverdieping had hij twee andere belendende liften ontdekt en die had hij willen uitproberen op hun degelijkheid.
Hij verstond niet – met zijn Nepalese onverstoorbaarheid – wat daar mis mee was. Hij gedroeg zich als een goeroe van de beweging, een boeddha die de dingen wilde doen bougeren, zoiets als mobiel bidden of actief op en neer mediteren.

De kinderen van het gezin, een jongen en een meisje in de prille puberleeftijd, waren blijkbaar even geniaal aangelegd als hun oosterse technocratisch begaafde grootvader. Na een snelle taalcursus pikten zij meteen aan in de richting latijn-wiskunde van het middelbaar onderwijs.
In minder dan geen tijd waren zij elk de primus van hun klas. Om kort te gaan, het was onmiskenbaar een familie van Aziatische meritocraten, dat wil zeggen: harde en optimistische werkers, slim en pienter, ambitieus en met een stalen karakter. Zij wilden vooruitgeraken in het leven, Vlaanderen was direct hun vaderland, zij waren naar hier gekomen om plaatselijke toppers te worden. Na amper twee jaar verlieten ze hun kleine huurappartement en kochten ze een groot huis in een naburige randgemeente. Ik hoorde nadien nog dat de vader zijn eigen zaak was begonnen, een chique brasserie, de mama diende er sierlijk Aziatisch op. De kinderen kwamen aan de universiteit terecht: de zoon ging voor burgerlijk ingenieur en de dochter deed eerst biotechnologie, daarna pharmacie, ze bekostigde zelf haar studies met een bijverdienste als… model. Ja, ook dat nog. Het waren mensen die hun talenten perfect wisten te verzilveren, maar vóór alles waren ze trots en koppig werkvolk, mijn respect voor die Aziatische mentaliteit. Wat een verrijking voor Vlaanderenland als zulke migranten hier aanspoelen, we kunnen er nog iets van leren. Ze hebben in onze blok nooit het kot op stelten gezet, hun eten brandde geen enkele keer aan, ze stonden slechts in vuur en vlam voor de vooruitgang in hun leven.

Onze burgervader Mo is van Marokkaanse origine, een onmiskenbare sympathisant van islam en ramadan, dat mag. Maar ik verkies de sobere aanwezigheid van onze Aziaten, hun stille werkethiek, hun godsdienst die ze binnenshuis vieren en hun totaal gebrek aan slachtofferschap. In Amerika worden de Aziaten momenteel de nieuwe Joden genoemd, vanwege hun excelleren in ambitie en intelligentie, hun karakter dat grondig… onafrikaans is. Dat laatste klinkt in deze woke-tijden verschrikkelijk incorrect, maar ik schrijf enkel over wat ik hier al bijna 20 jaar meemaak, ik put uit eigen ervaringen. Bij het volgende begin van brand red ik desnoods persoonlijk elke ontvlambare Afrikaan.
Maar ik brand zelf graag een theelichtje of waakvlammetje voor elke voorbeeldig werkzame Aziaat.