Het heeft fameus gestonken bij ons thuis de laatste tijd. Een misselijkmakende geur drong binnen langs ramen en deuren.
Als we op de overloop kwamen, was het net niet om van te… kotsen. Ik geraakte niet meer aan de trap of lift zonder kokhalzen. Nathalie deelde mijn bevindingen, dit was geen inbeelding. We werden aangevallen door een zware walm van stank, precies een hoop rottigheid die zich had opgestapeld en ons de open mond snoerde, de adem benam. Het werd een stinkende gevoelskwestie, van braken of breken, begeven of weerstand bieden, om te beginnen via de lokale politie, soms onze vriend.

Ik heb nooit kunnen ervaren wat een lijklucht is, gelukkig. Maar van collega’s heb ik altijd vernomen dat zoiets geen pretje is, bij vaststelling was hun uniform vaak naar de vaantjes. De rottigheid van dood laat zich niet wegwissen door de wasserij. Niet elke politieman was geschikt voor zulke karwei, er komen (bijvoorbeeld) excrementen en verregaande staat van ontbinding bij kijken. Een afgestorven lichaam valt gewoon uit elkaar, dat betekent vuile smurrie en vieze vloeistoffen, zeg maar: niks dan mest.

Dat spookte allemaal door mijn hoofd toen wij recent geconfronteerd werden met de aanzwellende rotmicrobe die via hall en gang aanklopte, ons met pestilente agressie belaagde.
Ik ging, anticiperend én op alles voorbereid, het rijtje af van oudere en kadulle mensen in onze woonblok. Wie kwam in aanmerking voor dit akelige, misschien lugubere (maar laatste) verval? Meerdere kandidaten maakten aanspraak, de luchtkokers konden langs de kronkelende trappen morbiede signalen sturen, ook vluchtige doodsberichten.

Maar niet gedraald, zo lang ik nog kon spreken en niet bezweek onder de stankepidemie, was er nog het reddend appèl op politie. Zelfs aan de pest en de cholera dient die instantie weerwerk te bieden, zo leerde ik dat zelf nog. Ik bel de dispatching in Leuven en krijg een kordate man aan de lijn. Ik doe in het kort mijn uitleg en geef beleefd een suggestie mee: het gaat mogelijks om een kadaver (dood dier), hopelijk geen mens (verdacht overlijden). In ieder geval, het lijkt ons een raadsel van stank, een stinkend mysterie. Het botte antwoord van de politie-pipo: hebt ge uw syndicus al verwittigd? Neen hoor, en ik ben ook niet meteen van plan om dat te doen, want dit behoort tot de kerntaken van een politiedienst. Als hier, in de slechtste veronderstelling, de dood mee gemoeid is, dan volgen er dringende opdrachten voor het parket en in hun verlengde: meerdere technische en logistieke afdelingen die een persoon (slachtoffer) komen detecteren en medisch-wetenschappelijk analyseren, de (mogelijks) criminele zone afbakenen, aan buurtonderzoek doen, enzovoort. Hiervoor zijn er zeer precieze en urgente instructies, dus niet gezeverd nu met uw afwimpelende hulp.

Toch wel, vond de dispatcher ferm, dit is een zaak voor de syndicus. Maar enfin toch, repliceerde ik verbolgen, waar is uw beroepsernst? Die laatste uithaal hoorde hij niet meer, want hij had de telefoon hard dichtgesmeten. Ik heb direct teruggebeld en kreeg zijn uiterst vriendelijke (vrouwelijke) collega aan de lijn. De gedienstige dame luisterde nauwgezet en ging zonder dralen het nodige doen: zo rap mogelijk een patrouille sturen.

Het voorval vond plaats op dinsdag 8 maart, voor de goeie verstaander: internationale vrouwendag. Mijn groot respect voor de vlekkeloze dienstverlening van deze politiemadam. Haar mannelijke collega was zelfs geen flauw afkooksel van hoe het moest, totaal ondermaats zijn gedrag.

Binnen het kwartier kwam een ploeg ter plaatse, twee hoffelijke agenten. Zij luisterden eerst aandachtig naar onze uitleg en maakten daarna een paar voorzichtige analyses. Het was zeker geen lijklucht, dat wist de oudste van de twee met stelligheid. Hij zat al jaren in het vak en kende zijn job: de dood dient zich anders aan, met een variante (diepere) geur.
De jongste van de twee snoof ondertussen professioneel door en rook dat er precies… stront aan de knikker zat.
Hij was plots zeer formeel: dat is begot kak!
(was hij geholpen door de luiers op het thuisfront, een dampend pamperaroma?).

Om een onfris verhaal terug geurig op te smukken, wij kwamen in onze speurtocht terecht bij een doodzieke bejaarde, op een naburig verdiep. Het ging om chronische incontinentie en onvermijdelijke luchtjes die zich ongevraagd verspreidden. De buur in kwestie leefde nog, wat een geluk. Over de finale afloop geef ik liever geen relaas, het is niet relevant meer. Hier speelt nu beter de nodige discretie, er is een nood die wij kunnen lenigen. Een bedenking toch, je zal maar oud en ziek en eenzaam zijn, zelfs geen partner meer om uw poep fatsoenlijk af te vegen. Dikke miserie is dat.

Toch is het verhaal, op een ander vlak, niet af. Want er rest de politie. Wij hebben de twee inspecteurs vriendelijk bedankt, hun interventie was uiterst vakkundig, bovendien zeer menselijk, een voorbeeld voor hun collega’s die het lieten afweten, zoals de extreem nonchalante dispatcher. Dat vatte ik allemaal samen in een mailtje aan de politiezone Leuven.
Ik feliciteerde de leden van de interveniërende ploeg en ik laakte de lakse en onbeleefde repliek van de man op dispatching, in schrille tegenstelling tot zijn excellente vrouwelijke collega.
Zelfs een kind kon de paradox aflezen.

Zo niet de officiële woordvoerder van onze lokale politie, de heer Eerste Commissaris Marc Vranckx, een man met jaren ervaring, hij is bij uitstek de persoon die garant moet staan voor het onberispelijke imago van het Leuvense politiekorps. In zijn instant repliek verwees hij naar een te pardonneren strengheid en stroefheid bij de dispatchers, wegens een chronische overbelasting. Vranckx gaf nog slapjes mee dat hij betrokkene hierover wel eens ging aanspreken.

Daarmee werd niet de dispatcher, maar ondergetekende op zijn plaats gezet, de teneur was: hoe dan ook respect voor het werk van de politie, ook als de telefoon abrupt wordt neergesmakt en de verbinding bruusk verbroken. De deur blijft voor Vranckx dus altijd open, zelfs na een harde klap tegen de kop van de beller in nood. Leuk is anders voor ons, als burgers en belastingbetalers.

Stel nu eens dat er toch een dode was gevallen. Wel, dan was de commissaris de eerste geweest om de dispatcher mee te lynchen. Zo functioneert hun laffe paraplu.

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *