Ik had indertijd bij de Rijkswacht op het Koninklijk Paleis een oudere collega die graag en veel naar de hoeren ging. Niet dat hij daar publiciteit over maakte, het was eigenlijk zijn goed bewaard geheim. Maar via allerlei toevallige sluipwegen ben ik het wel aan de weet gekomen. De man was voor ons een modelgendarme, als onderofficier betoonde hij zich de perfecte uitvoerder van de dienstrichtlijnen, hij was uiterst discreet, hoffelijk en beleefd. Ook op het intellectuele vlak blonk hij uit, het was een exceptionele autodidact in alles wat militaire geschiedenis aanging, een wandelende encyclopedie inzake veldslagen, veroveringsoorlogen, koningshuizen en krijgskunde, in een tijdsbestek vanaf de oudheid over de middeleeuwen tot op heden.
Zoals de meisjes van plezier mij voorzegden, zal ik hem hier Fré noemen. Dat was zijn koosnaampje dat ik opving toen ik met een ploegje patrouilleerde in de Aarschotstraat in Brussel, de hete hoerenbuurt op de kruising tussen Schaarbeek en Sint-Joost-ten-Node. Ik maakte in die tijd, na 23 jaar ten Paleize, deel uit van de Algemene Reserve, wij waren een polyvalente interventie-eenheid, overal inzetbaar. Daartoe behoorde ook het toezicht op het quartier chaud van de rode lampen en de warme vitrines zonder gordijnen, met de net niet blote meisjes. Er was slechter werk voor een gezonde rijkswachter. Het was op die toch niet onverdachte plek dat ik tot drie keer toe mijn ex-collega Fré tegenkwam, het moet in de periode geweest zijn dat hij net gepensioneerd was. Hij herkende me totaal niet, omdat hij zelfs niet naar me keek, hij had enkel oog voor het vrouwelijk schoon. Voor elke etalage stopte hij en sprak dan in een soort gebarentaal, het waren blijkbaar codes die de prostituees makkelijk oppikten. Ik kon vaststellen dat het om een quasi niet-verbale conversatie ging, niettemin maakte hij overal een geslaagd contact. Ik was ten zeerste geïntrigeerd door dit tafereel. Fré was er duidelijk een goede bekende, maar hij ging nergens binnen. Verder dan de drempel waagde hij zich precies niet.
Ik wil zeker opmerken dat de man in wezen niks verkeerd deed. Hij speelde volgens mij een clandestien erotisch spel dat hem extreem zinnelijk opwond, zonder vieze obsceniteiten of geile gedragingen. Eigenlijk was hij daar even voorkomend en vriendelijk als op het Koninklijk Paleis. Een galante dienaar voor het schone volk.
De keren dat ik hem aantrof op die warme babbelronde in zijn alternatieve liefdestaal dacht ik wel aan zijn thuisfront. Ik kende hem als een jarenlange voorbeeldige echtgenoot en goede vader van een dochter (die misschien de leeftijd had van de hoertjes). Tja, dat waren mijn zaken niet, ik mag niet in andermans keuken en zeker niet tussen de lakens kijken. Maar toch vond ik het raar. Te meer daar ik in diezelfde periode vernam dat Fré als jong gepensioneerde vrijwilligerswerk deed bij een exclusief bisschoppelijk instituut. Dat hij een conservatieve oerkatholiek was, wist ik al van vroeger, dus die gratis dienstbaarheid aan de traditionele kerk en de hogere clerus verwonderde me niet.
Maar hoe paste die andere hobby dan in het psychologische plaatje van die misschien niet zondige dan toch wel zonderlinge man? Vanwaar die mysterieuze rituelen bij de prostituees nadat hij eerder op de dag misschien de mis had gediend bij de onderdanen van het Vaticaan? Zijn dat twee werelden die mekaar kunnen raken op een kruispunt waar de onkuisheid het kruis bevlekt? Was er een band tussen het sacrale van de kerkelijkheid en een lading gesublimeerde seks, die blijkbaar niet geconsumeerd werd? Want Free ging zo te zien nergens van bil wippen.
Raadsels die ik niet kon oplossen, maar wel een andere collega, die er zoveel meer van wist…
Ik had een sympathieke promotiegenoot die ik wat speels en plagerig graag nonkel Jef noemde. Deze bescheiden jongen maakte in minder dan geen tijd een blitse carrière bij de BOB (bewakings- en opsporingsbrigade) van Brussel, meer bepaald bij de sectie zedenpolitie. Zijn werkterrein betrof per definitie ook de prostitutiebuurt in de Aarschotstraat. Jef kende na verloop van tijd alle vitrinemeisjes bij naam en voornaam, hij wist van hun etnische afkomst en hun waarschijnlijke pooiers achter de schermen.
Zijn medewerkers hielden per sekswerker een persoonlijke fiche bij en legden een soort administratie aan waarbij de ganse hoerenwijk in kaart werd gebracht. Wat de buitenwereld niet kan weten, is dat soms het mannelijk cliënteel werd geregistreerd bij controles. Dat betreft een werkwijze die enkel ten preventieve titel geschiedt, het is info die losstaat van parket en gerecht, gewoon softe interne documentatie.
Om een lang verhaal kort te maken, nonkel Jef kende ons beider collega Fré. Tot mijn grote verbazing, zelfs verbijstering, wist Jef me te vertellen dat Fré niet enkel als jong gepensioneerde de prostituees opzocht, maar dat reeds jaren eerder, zelfs sinds een paar decennia, deed.
Jef maakte een benaderende inschatting van minstens 25 jaar. Fré was gedurende die ganse periode door hem en zijn medespeurders gespot als een dagelijkse klant van de meisjes, die eigenlijk enkel kwam kijken en contacten leggen om een praatje te slaan en wat losjes te familiariseren. Er zat blijkbaar echt geen kwaad in die man, laat staan geile begeerte om wild en hitsig zijn zinnelijkheid te beleven. Maar, analyseerde Jef, misschien had Freek toch met een niet zo zachte verslaving te kampen. Volgens zijn statistieken kwam hij omzeggens iedere dag langs, zelfs twee- of driemaal, zowel op week- als op zon- en feestdagen, alsof hij met poses werkte. Dat correspondeerde perfect met wat ik van de koninklijke overkant op het Paleis wist:
Fré zat bij ons in de bewakingsafdeling, die volgens een ploegensysteem georganiseerd was, met onder andere vroege en late diensten, inclusief nacht- en weekendwerk. Wij kwamen beiden tot de conclusie dat Fré zijn job als rijkswachter ten Paleize perfect wist te combineren met een strakke aanwezigheidspolitiek in de warme wijk van de (tegen betaling) gewillige meisjes.
Fré was er als het ware een wandelende ombudsman geworden. Topspeurder Jef gedoogde dit onconventionele gedrag van een collega, strafrechtelijk was er niets op aan te merken. Deontologisch en zelfs tuchtrechtelijk maakte Fré weliswaar een zware beroepsfout, maar de baten waren misschien groter dan de lasten (ik citeer letterlijk mijn maat Jef). Ergens fungeerde Fré als aanspreekpunt en zelfs toeverlaat voor de jonge hoertjes. Hij ging dagelijks op sensuele missie. Was het een hogere roeping van het goede hart of kwam de goesting gewoon uit zijn stil bougerende broek? Wij wisten het niet, noch nonkel Jef noch ik.
Ik vrees dat Fré ondertussen niet meer te ondervragen is, wegens voor eeuwig op rust gesteld. Vredig hoop ik.
Geen van ons beiden heeft deze feiten ooit gemeld aan onze hiërarchische overheid.
Al waren de gedragingen van Fré een tikkeltje verdacht en op het eerste gezicht niet koosjer, toch zagen wij geen intrinsieke inbreuk, zelfs niet tegen de goede zeden. Fré ageerde in een niet onbesproken schemerzone, maar het was uiteindelijk aan zijn eigen geweten om zich te verantwoorden, al dan niet tegenover zijn naaste huisgenoten.
Hij was een gedreven christelijke man, hij had misschien alles sinds jaren opgebiecht aan pastoors en bisschoppen. Zowel nonkel Jef als ikzelf gingen ervan uit dat hij hun katholieke zegen had gekregen.
Jezus-Christus ontfermde zich volgens een parabel over de overspelige vrouw. Fré was waarschijnlijk zelfs geen overspelige man.
Mijn geliefde zegt altijd: niks is wat het lijkt. Zoals dat meestal het geval is, heeft ze ook hier geen ongelijk.
We leven in de verscheidenheid van een wereld met mensen die een spreidstand moeten nemen om te overleven.
Dat kan reiken van op de hoogste kerktoren tot in de goorste hoerenkoten. Wie zijn wij om iemand te veroordelen?
Wie weet had het j gewoon een zwak voor jonge vrouwen…
Wie weet ging het helemaal niet om wellust…
Wie weet, probeerde hij hen niet op andere gedachten te brengen…
Wie weet…
Vermoedens en Deducties… ze worden zo snel gemaakt, getrokken…
Ivonna 🌹
Dankjewel Ivonna voor je wijze analyse, graag gelezen!
lieve groet,
O & N