Toespelingen en knipoogjes over seks en erotiek in mijn verhalen verkopen gewoonlijk goed. Schaars geklede meisjes in een etalage nog stukken beter, wegens zoveel explicieter. De lezer wandelt als het ware mee naar binnen en wil om te beginnen weten wat zo’n vlugge wip nu eigenlijk kost. Dat kon ik niet prijs geven in de column over mijn ex-collega Fré (Politietippelaar 7/12), wegens nog gelinkt aan mijn beroepsgeheim. Ik kan enkel zeggen dat er twintig jaar geleden, toen ik preventief patrouilleerde in de hoerenbuurt te Brussel, telkens vier vingers werden opgestoken naar de passanten. Dan is de rekening vlug gemaakt voor de goeie verstaander.
Ik geef het maar mee omdat ik via allerlei kanalen signalen opving van mannen die wat meer aan de weet wilden komen over de zogezegde onzedigheid van Fré. Die interesse kwam van diverse bronnen op het Koninklijk Paleis, alsof men er de weg zocht die Fré volgde, om de feiten te reconstrueren of in zijn spoor te treden? Mag ik ook verklappen dat koning Boudewijn ooit hetzelfde traject aflegde, hij reed traag door de Aarschotstraat. Zijn chauffeur wou zijn baas eens relax laten kijken. Stoppen en naar de prijzen vragen deden ze niet. Het was een eenmalige passage, Boudewijn vond er blijkbaar zijn goesting niet, het was tegen de moraal van zijn streng geweten. Ethiek ging bij hem voor op zomaar vogelen in het wild. Ik stel wel vast dat de actuele meningen tegenover Fré minder mild zijn, nochtans hij was nog katholieker dan Boudewijn en Fabiola te samen.
Ik blijf bij mijn initiële opstelling ten gunste van Fré, mijn teneur was niet beschuldigend, enkel onthullend, want Fré speelde openlijk op het publieke terrein. Ik mag schrijven over wat ik zag, en ik constateerde de wederzijdse sympathie tussen een apostel van de liefde en de meisjes van plezier. Ik zag hem geen poot naar binnen zetten, dus ze hadden hem ook niet bij zijn kloten gehad. De bevrediging was een uiterlijke aangelegenheid, Fré was misschien bloedgeil maar bleek tevreden dat hij de kuise vredesduif mocht spelen bij de hoertjes. Hij ging langs voor een korte babbel en scoorde schalkse lachjes bij de warme handel van wiegende borsten en trillende billen. Hij was een rijkswachter die buiten de diensturen waakte over de goede gang van zaken in de aangebrande straten, hij was de antipode van een pooier, de tegenhanger van perverse smet en smerige aangelegenheden. De prostituees waren voor Fré precies sensuele prinsessen. Zo nam ik dat ter plekke waar en dat werd volmondig beaamd door nonkel Jef, de politiebaas van de wippersvitrines in de Aarschotstraat.
Fré was op zoek naar een hoger doel, niet naar de afgang van het ranzig gat. Ik kan dat staven en verduidelijken vanuit mijn professionele getuigenis. Fré wou beroepshalve hogerop bij ons, hij wou persoonlijk een echte Prinses dienen. Zijn bedoeling was meer dan goed, maar daar heeft de brave man dan (door overmacht) gefaald. Bij de hoertjes was hij een kleine koning, maar bij die Prinsen (in een bijhuis ten Paleize) ging hij op zijn bek.
Die superhoge adellijke dame lustte hem niet, zijn schrale kop stond haar niet aan, zijn uiterlijk was te schlemielig.
Het was misprijzen op het eerste gezicht, Fré was kansloos bij de gewezen schoonheid, nu een perkamenten feeks, die zich dagelijks als Prinses verkleedde en door de rest van de familie zo bejegend werd. Alle royale égards vielen haar ten deel, ze heeft zelfs met minstens één Koning mogen slapen. Een jonge prins werd ooit stapelverliefd op haar, niemand weet of hij haar minnaar is geworden. Hij werd weliswaar incognito ontvangen, dat zagen de collega’s en ook Fré. Deze laatste mocht uiteindelijk op haar domein blijven, als gerieflijke dienaar en lakei van de wacht. Hij kwam perfect van pas als er een politieslaaf moest uitgekafferd worden. Bleef Fré daarom dagelijks doorhollen naar zijn gemoedelijke prinsesjes van de liefde, ter compensatie en als tegengewicht, om zijn goede hart uit zijn gespannen broek te halen?
Waar een Prinses woont, huist gewoonlijk ook een Prins, dat was daar inderdaad het geval. Die Prins was een hoogst onkuis geval, hij zondigde tegen de propere wetten van ons Belgenland. Hij bedroog de nationale verzekeringsfondsen, meerdere in aantal, ik heb het allemaal exact nageteld. Want dat was onder andere mijn werk, checken of de royale meneren en madammen niet in het zak werden gezet, of omgekeerd, zoals bij onze geciteerde Prins hier. De onverlaat had zijn juwelenkapitaal liefst zeven keer laten assureren. Daarna liet hij de ganse handel stelen, door een anonieme medewerker. Nee, het was niet Fré, die was te integer en te christelijk voor zulke bandietenstreken. Ik werd bij de zaak betrokken om proces-verbaal op te stellen, opdat de Prins zeven keer aan de kassa kon passeren. Ik was verbijsterd, werd lijkbleek en weigerde principieel. Er kwam een clandestien vervolg aan het verhaal, maar zonder mij, ik werd in deze materie als onbetrouwbaar beschouwd, wegens in het bezit van een geweten en met mijn respect voor de wet. Dit was gesjoemel en gefoefel bij een filiaal van het Hof dat het pooierschap bij de hoeren verregaand oversteeg. Fré was niet op de hoogte van dit stinkend zaakje, maar als ik aan zulke prinselijke wanpraktijken denk, dan gun ik Fré van ganser harte zijn haast kinderlijke pleziertjes bij de prostituees. Mijn ex-collega was een witte ridder bij de meisjes van lichte zeden, de Prins een onvervalste maffioso. Het Koninklijk Hof vestigde hoogst oneerlijke despoten. Naast dompelaars, zoals Fré.