Beste neef Marc,
In je late FB-reactie op mijn stuk Vlaaikensfamilie van 15 maart 2023 doe je uitgebreid je beklag over de onjuistheden en zelfs onwaarheden in mijn artikel. Ik begrijp je verbolgenheid, ik heb oor naar je verontwaardiging. Maar daarmee geef ik je nog geen gelijk, ook ikzelf beoog mijn gelijk niet, toch niet wat de letterlijke feitelijkheid betreft. Ik wou slechts een beeld schetsen van een tijdperk, ik had het op de eerste plaats over kleur en teneur van een epoque, met de devoot-katholieke geplogenheden zoals die ook in Becquevoort door een meerderheid gerespecteerd en gepraktiseerd werden. Kerk en pastoors zorgden voor een strakke sociale controle, een schare goedgelovigen boog het hoofd en slikte (deels uit schrik) de prekerige onzin. Uiteraard is dat mijn hyperindividuele en erg subjectieve interpretatie, maar tegelijkertijd was dat ook het vertelperspectief van mijn verhaal. Ik ben geen geschoold historicus , laat staan een sociologische navorser, ik ben slechts een chroniqueur, ik werk met uitvergrotingen en een hoop ironie. Ik laat het kind in mezelf aan het woord, de verwonderde jongen die ik nog was en die met grote ogen keek naar die volwassen mensen met hun geweldige oorlogsverhalen, doorkruist met sluimerende erotiek maar beteugeld met wat heette: de categorie ontucht en het verdict zonde. Het was een carrousel waarin de revolte van ondeugd vocht met de onderdanigheid van deugd, zoals die laatste doctrine werd aangepraat van op de kansel. Voor mij een verwarrende mix van tegenkrachten in het leven, een cocktail waarin de vreugde van het libidineuze zich weerde tegen de vroomheid van paapse slaafsheid.
Jouw dappere nonkels en flamboyante tantes golden in mijn onnozele kinderkop als sterke symbolen voor wat individuele ontvoogding is, alle ketens afwerpen, het despotisme van wie of wat dan ook tegengaan, zelfs letterlijk bevechten, demonische veto’s kelderen, een sexy vuist tegen de verknechting door kerk en alle instellingen, doctrines en ideologieën die ons versmachten.
In jouw familie kwamen alle ingrediënten samen, voor mij was dat een microkosmos die ik later als patroon in de samenleving herkende. Dat was de nostalgisch gekleurde bril waarin ik naar mijn prille jeugd in jullie familiale middens heb teruggekeken.
Gedachtengang en conclusies vulde ik later in. Ik zal me wel op bepaalde punten vergist hebben, maar niet over het volgende.
Ik schreef over je lieve ma deze zeer gemeende lofrede: met een hart van koekenbrood, ik gedenk haar goedertierendheid, dit oude woord werd misschien specifiek voor haar uitgevonden, ze was eigenlijk een goddelijk schone vrouw. Ik denk niet dat je deze ode aan mijn tante Marie wil aanvechten, ik heb een gans leven haar emotionele warmte mogen ervaren, dat staat los van mijn ironische opmerking waarin ik haar vergeleek met een non en een begijntje, dat belet geen kleine heiligheid.
Je lijkt ook zwaar op je pik getrapt omdat ik de merites van je papa als weerstander in de oorlog niet erkende, zelfs niet vermeldde. Ik heb hem inderdaad enkel neergepoot als die brave koster, een beetje geflirt met het beeld van een volwassen koorknaap, een nogal gewaagde karikatuur, akkoord, dat was er misschien wat over. Mijn excuses, beste neef, ik was dus slecht geïnformeerd, maar jullie hebben me zelf ook nooit verteld over zijn wapenfeiten. Je schrijft me dat je pa in 1940 gedeporteerd werd en een paar maanden in een Duits kamp heeft doorgebracht. Ik veronderstel dat hij tot de schare verplicht tewerkgestelden in nazi Duitsland heeft behoord, jonge mannen die er moesten gaan werken in de landbouw en de fabrieken om de eigen mannelijke bevolking te vervangen die aan het front zat. Eind 1940 mocht je pa terug naar België komen en sloot hij aan bij de weerstand.
Na de oorlog kreeg hij een medaille voor bewezen diensten aan het vaderland, daarmee wil je hem tegenover mij rehabiliteren, hem op gelijke hoogte stellen met je (door mij zo bewonderde en geprezen) nonkels, die na hun extreem riskante vlucht naar Engeland de strijd aangingen met de nazi’s. Het siert je dat je opkomt voor het postume heldendom van je pa. Maar mag ik een historische kanttekening maken? Ik was zes jaar gids in Kazerne Dossin en kan goed de groepering situeren waarvan je vader heeft deel uitgemaakt, het ging om de Nationale Koninklijke Beweging (NKB). Ik citeer losweg uit mijn lering in het Holocaustmuseum.
NKB zat van bij de oprichting in het spoor van het fascistische Rex van Léon Degrelle, de beweging was voorstander van een autoritaire dictatuur en kantte zich strikt principieel tegen het democratisch gelijkheidsbeginsel. NKB was anti-Vlaams en erg Belgicistisch, vooral royalistisch, exacter samengevat: voor Koning, Kerk en Vaderland. NKB kon na de oorlog op geen algemene nationale erkenning rekenen, zij betaalden mee de prijs voor de Koningskwestie, het zwarte stigma dat op het koningshuis rustte. Leopold III had onmiskenbaar de hand uitgestoken naar het naziregime, erger nog: naar Adolf Hitler in hoogsteigen persoon.
Maar hoe zouden naïeve Vlaamse jongens, inclusief je goeie pa, dit kunnen geweten hebben? Ook voor zij die meenden aan de juiste kant van de geschiedenis te staan, deed de perverse indoctrinatie zijn werk. Koningen en kerken kenmerken zich bij uitstek door hun valse geboden, ze hebben bij voorrang de volgzamen van het volk nodig voor hun prestige en machtspositie. Bedrog!
Sorry beste neef, maar uit de gegevens die je me verschaft meen ik te mogen besluiten dat je vader misschien een soort verzetsman (tegen wil en dank) was, maar zeker geen doorwinterde partizaan (evenmin als mijn vader een paracommando was). Medailles en lintjes kan je haast gratis op alle rommelmarkten aanschaffen, trek maar na. Misschien tref je er nog mijn kenteken van Ridder in de Kroonorde aan, ik verkocht het voor een habbekrats. Mijn respect voor je strijdende nonkels is echter blijvend.
Je wijst er eveneens op dat jullie met zes mensen uit de eigen kring op de afscheidsplechtigheid voor Vincent aanwezig waren.
Zal ik nogmaals dank zeggen omdat mijn zoon is doodgegaan en jullie daardoor de kans kregen hem een laatste eer te bewijzen? Mag ik dit misschien als een erfgebaar interpreteren van de katholieke aanwezigheidspolitiek om het geweten te sussen, daarna zand erover en blijven zwijgen want ieder vertoon van emotie kan storen. Het Boek van Vincent hebben jullie allemaal gelezen, merci dat ik het na vier jaar mag vernemen. Maar tot bij mijn bejaarde ouders is bijna niemand van jullie nog geraakt om die boodschap (bijvoorbeeld) over te brengen. Inderdaad, tussen Becquevoort en Baalrode ligt een hoge berg, de afstand bedraagt minstens drie kilometer, zoveel lichtjaren van verwijdering, een galactische brug te ver voor de kosmopolieten die niet willen.
Om te besluiten, beste Marc, mijn stukje was als metafoor bedoeld, ik heb die gedweeë kerkelijkheid gehekeld die meerdere generaties heeft dom gehouden. Dat katholicisme stond geenszins voor intrinsieke goedheid, het was een sociaal (en vooral) spartaans bedrijf van gedwongen lippendienst bewijzen aan blinde geboden en nog meer verboden. Jullie beminde ouders waren tegelijk fanatieke belijders en zeer menslievende slachtoffers van een dogmatische kaste die gewone mensen terroriseerde.
Vlaanderen heeft zich ondertussen grotendeels ontvoogd, maar er is die mottige wederopstanding, zoals uithalen en schoppen naar zelfstandige denkers en hartsbrutale schrijvers. Mag ik mezelf daar misschien bij rekenen? Nog even toch, alvorens de zware moker – een stalinistisch gebalde vuist – van linkse regimepers, van geïnfecteerde politiek en verdorven gerecht, van barbaarse communisten (dag familie), van politiek correcte wokies en islamisten ons terug de catacomben injaagt. Tot zo lang besta ik nog.
Als afscheidsgroet stuur ik je een gezongen boodschap van Lange Robert, het zit niet in dezelfde toonladder van mijn antwoord, maar het raakt wel de toonaard aan, de staccato dreun tegen de religieuze dwang. Nog een goedendag van je kozijn de heiden.