Ik heb in mijn leven wat kilometers afgemaald, al lopend. Dagelijks, en soms ook tweemaal per dag, als mijn trainingsschema dat voorschreef. Ik was gedurende jaren wedstrijdloper, op de piste, in het veld en op de weg.
Dat liep bijna vanzelf, ik was geen vedette, maar toch een betere recreant. Mensen die het konden weten noemden mij een elegante loper, een stylist of een flyer. Ik leek te zweven, zeiden ze, voor mij was het niettemin steeds zweten. Maar ik kon misschien de schijn wekken dat het zwierig ging, dat een wedstrijd voor mij slechts een snelle wandeling was.
Niets was minder waar, dat bleek uit mijn medische historiek. Ik was de niet te kloppen kampioen in blessureleed. Mijn lichaam werd permanent op proef gesteld, was constant overbelast. Ik liep van sportdokters naar kinesisten en specialisten overal.
Altijd scheelde er wel iets aan mijn carrosserie. De motor van mijn hart en longen was 18-karaats sterk en krachtig, maar mijn spieren en gewrichten waren fragiele kastplantjes. Het ene stond haaks op het andere, ik was bij uitstek een schizofrene atleet. Dat kostte me vele slapeloze nachten, hoe deze interne tegenstrijdigheid op te heffen?
Ik kon me niet in twee splitsen, en dat kon ook niet die blonde kinesiste die me met een overdosis liefde masseerde, ik beantwoordde haar strelingen. Maar twee is te veel, ik bleef bij mijn vrouw, nadat de beloofde trouw door de sport gehavend was. Een niet zo gezonde geest in een gezondigd lichaam, die combinatie geneest niets.
De intensiteit en de kwantiteit van de trainingen zorgden ook voor overschotten aan adrenaline in mijn lijf. Dat is aanvankelijk prettig, maar na een tijdje wordt dat puur vergif. Het kostte me wéér uren aan nachtrust. Ik ging te rade bij een jonge dokteres op het Sportkot in Leuven. Ze was even exotisch van origine als erotisch in mijn beleving. Ze bedacht meteen een kanjer van een oplossing voor mijn irritante nachtkwaal, een paardenremedie. Ze schreef me een product voor dat ook aan terminale patiënten wordt gegeven of aan zware gangsters om hen ’s nachts in de gevangenis te kalmeren. Het ging om een kopstoot van een slaapmiddel, een pil die een olifant knock out kon slaan: Rohypnol. Zelfs één enkel pilkwartje van dat spul staat gelijk aan hard drugs. Dat verklaarde een kwade apotheker bij wie ik met mijn voorschrift langsging. Die man heeft toen wild van koleire de uitheemse dokteres opgebeld, haar de bruine huid vol gescholden. In die maagdelijke tijden gold dat nog niet als racisme. Het was gewoon de instant vergelding voor de schade die mij net niet aangedaan was. Ik ontsnapte mogelijks aan een harde verslaving, het nachtelijke nirwana kwam rakelings langs. Soms droom ik nog van die donkere dokteres, een gazelle die mij enkel wou bedwelmen. Ik geloof nog graag in haar onschuld, ze bood me uren van pure coma aan. Misschien wou ze langskomen op controle, ongestoord in mijn ogen kijken, tot ze krols en warm naast me kroop, haar handen op mijn kloppend hart etc. Zo troost ik me met wat surrealistische cinema van mijn verleden als atleet.
Een volgende keer had ik dan weer prijs aan mijn benen, het éne bleek langer dan het andere. Een kwestie van millimeters, maar ik liep scheef. Ik ging te rade bij een orthopediste, ervaren en knap, ook in haar vak. Maar was me dat verschieten, ik moest voor haar uit de kleren, van kop tot teen, zelfs mijn zomersokken moesten uit. Daar stond ik op mijn blote voeten, de rest ook onbedekt. Ik was 30 jaar en ferm geschapen, dankzij de sport en goede genen. Dat beviel die specialiste wel. Ik moest stokstijf als een heet strijkijzer tegen een apparaat gaan staan, dat tilde mij traag omhoog. Al mijn attributen verhieven zich verticaal in dezelfde richting. Ik wist echt niet wat de zin was van deze onderneming. Werden zo mijn onderlinge benen gemeten, met mijn naaktheid toch maar wankel in balans?
De orthopediste verpinkte niet, zij nam plaats pal onder de balzak en mat. Zij ging een (voor haar) comfortabel tijdje door met de lat, die altijd hoger werd gelegd. Ik rekte en ik strekte, ik hield me sterk, potent als ik was. Na een dik kwartier was mijn onderste omgeving dan opgemeten, zij zuchtte hoorbaar, mogelijks van opluchting, ik had het proper gehouden. Toch was het nog geen tijd voor de afdaling, ik moest nog blijven staan als illustratiemateriaal voor de secretaresse, die graag even langskwam om mijn maten te noteren, het cijfermateriaal, zowel hangend als strak. Het gaat hier over de bekkengegevens, althans in hun wetenschappelijke taal. Toen ik me na een half uur terug mocht aankleden, stond ik nat in het zweet. Dit was mijn eerste erotische hoogstandje met drie, zonder seks.
Dit is echt gebeurd, in de vroege jaren negentig, bij een orthopediste op de ring in Leuven. Ik werd in mijn blootje gezet, en het had succes, want die kleine millimeter verschil werd gevonden. Het zat niet in mijn hoofd (zoals psychologen beweerden) maar tussen mijn benen, dat onevenwicht dat ik voor de rest van mijn leven moest meeslepen. De lasten naast de lusten leggen en het verschil aftrekken.
Het waren niet altijd vrouwelijke dokters die ik opzocht, de meesten zijn immers minder mooi. Vandaar dat ik soms ook bij een masculien exemplaar terechtkwam. Ik zal nooit die mannelijke arts van het sportkabinet naast Leuven station vergeten. Het was een nogal ruwe man, ongeschoren en met schorre stem. Ik kwam binnen op zijn bevel.
Het duurde even voor hij tot me sprak, eerst had hij nog zijn cryptogram ingevuld, of waren het formulieren over doodgevallen lopers?! Hij kleurde alleszins lege vakken in met zwarte bollekes. Ik had niet echt schrik, ik had gewoon een verrekking in het linker bovenbeen.
Ik schraapte wel effe mijn keel, want ik had de indruk dat hij me niet zag zitten. Toen gromde hij, bekeek me streng en zei awel wa scheelt er gast ? Ik denk niet dat hij mijn been betast heeft. Hij schreef me gewoon een nat zalfke voor en straffe pillekes voor bij het eten. Daarna de volle rekening. Terwijl ik diep in mijn portemonnee tastte, rook ik plots onraad. Precies of er iets in brand stond in zijn winkel. De rare dokter redde me uit deze malaise, hij vroeg of ik ook een… sigaret wilde. Die arts zat daar relax te paffen, groene Michel zonder filter zag ik. Ook nu pas ontwaarde ik de uitpuilende peukenasbak die op zijn bureau stond. Meneer doktoor was gewoon een ongegeneerde kettingroker.
Een zwaar maar waar verhaal uit de tijd dat roken ook al de gezondheid kon schaden. Die dokter had daar lak aan.
Het zijn een paar uitzonderlijke verhalen van artsen die duidelijk faalden op het medische en uiteraard ook op het deontologische vlak. Maar ik kan er nu hartelijk om lachen. Ik rangschik het liever bij de folklore. Het ging om niet meer of minder dan wat indirecte seks en een poging tot ersatz drugs. Het gaf vooral een hoop loperslol achteraf.
De exotische dokteres ben ik nooit meer tegengekomen, dat was te mooi om waar geweest te zijn. De orthopediste en haar secretaresse spelen nu misschien met jonger erectiele mannen. Laat ze maar dollen en met de ogen rollen, stiekem staren naar de staat van verheffing op hun hoogte-instrumentarium. De roekeloos rokende dokter is waarschijnlijk gedwongen van merk veranderd, van groene Michel naar een droeve bezigheid onder een zerk.
Alles komt en vergaat, maar de blijheid leeft langer dan de blaam. Ik loop hier nog even verder, tot aan de eindmeet.