Vorige zondag hadden Nathalie en ik een onderhoud met mijn zus aangaande de afscheidsviering voor ons ma. Ondanks de eerdere spanningen met zusjelief verliep deze vergadering naar behoren. De sfeer was sereen, er viel geen enkel onvertogen woord. We kwamen rustig tot klare afspraken, niemand liet hierbij een snik of een traan. Het ging duidelijk om een afgehandeld leven, de boeken van ons moeder werden toegedaan. Het saldo bleef nog steeds negatief, tot zover geen nieuws.

Hoe anders drie jaar geleden, toen mijn zoon en enig kind Vincent overleed.
Het was in die dagen alsof de waanzin over onze wereld regeerde. Althans, ik spreek voor mezelf. Van mijn familie heb ik dat niet in dezelfde mate geweten.
Ik kon niet in hun hart kijken, maar zovele monden bleven stom. Twee woorden van vijf naaste verwanten zijn me ijselijk bijgebleven: innige deelneming. Daarmee kochten ze hun medeleven af. In de verdere toekomst werd daar helemaal niks meer aan toegevoegd. Bij elke begroeting werd Vincent verder vergeten. Men keek zelfs weg van mij, die vervelende vader met zijn geëtaleerde slachtofferschap. Ik kromp iedere keer ineen en verschrompelde onder hun onverschilligheid.

Bij het overlijden van mijn moeder beheers ook ik het onmiskenbaar feit van een nutteloos leven dat geweest is.
Ons ma hield niet van geluk, ze verkoos een permanente nukkigheid, zelfs chagrijnigheid. Daarom wordt er nu door niemand gesnotterd, mijn zus probeert wel even, maar het lukt haar niet te best. Eén of hoogstens twee uitgeperste tranen zijn zo terug opgedroogd. Vergeefse cinema.

Toch een klein moment van commotie bij mijn geliefde en mij als blijkt dat ma bezweken is ten gevolge van een ziekenhuisbacterie. Het is de ons persoonlijk vertelde ‘diagnose’ van de gerante in de lokale brasserie van Baalrode. Wat daarvan te geloven? Wij staan perplex, hebben geen repliek en slikken onze verbijstering in. Wij gaan te rade bij zus, zij minimaliseert deze thesis en ontwijkt een specifieker antwoord. Wie heeft hier wat geactiveerd, is mijn stille hypothese. Ons ma met haar ijzersterke hart, haar stalen karakter en haar onmenselijke weerstand die het aflegt tegen een bacterie? Ik wil de waarheid niet weten, zaterdag begraven we het mysterie. De aarde neemt een groot geheim in zich op, een vrouw die gans haar leven rouwde om haar aanwezigheid hier, verdwijnt.

Ondanks die kriebelende twijfel omtrent een afgelijnd overlijden, laten wij ons leven verder gaan. Ik lijd meer onder het eeuwige afwezig zijn van mijn jonge zoon dan onder de recente dood van zij die mij baarde. Ik schenk haar de tranen niet die zij aan Vincent onthield.

Nathalie en ik rijden vreedzaam heen na de vergadering met mijn zus, wij laten alles bezinken, er heerst een soort consensus, vrede. Tot mijn gsm begint te rinkelen, zusterlief aan de lijn. Of beter gezegd, de complete hysterie die losbarst langs de telefoon. Zij gaat volledig door het lint, scheldt mij uit voor het vuil van de straat en tiert dat zij voor de laatste keer komedie heeft gespeeld (wanneer was dan de eerste keer, kan ik nog denken in een verdedigende reflex). Ik ben ontzet, verbijsterd en verbouwereerd, ik roep al spartelend wat dwaze dingen terug, ik zoek de juiste toon om hier onderuit te komen, deze krankzinnige tirade, ongeveer een dik kwartier na ons ogenschijnlijk vredevol samenzijn. Hel en hetze in mijn oren, oorlog rond mijn kop. Nathalie zit naast mij aan het stuur, even beduusd. De verbinding wordt plots verbroken. De helse, withete wind van de krankzinnigheid is gaan liggen. Ik acteer de schade, ween net niet.

Voor de zoveelste keer in mijn leven: er wordt getempeest, ik krijg het beest in de mens over mij heen. Dit was dus mijn meest nabije familielid, geboren en getogen in hetzelfde nest, opgegroeid in het boerengat Baalrode. Mijn zus was directrice in de plaatselijke gemeenteschool, een voorbeeld voor de gemeenschap. Dacht ik.

De ode die ik schreef aan mijn dode zoon, Het Boek van Vincent, heeft ze nooit gelezen. Te gevoelig voor haar
zwak gemoed, daar moest ik het mee doen. Haar man en haar kinderen zijn geen analfabeten, maar zogezegd gecultiveerd. Ook zij gaven niet de minste feedback. Het boek was een actie voor een goed doel, ik had alles uit eigen zak betaald. Het mocht niet baten, het ging gestaag aan hen voorbij. Het zijn wel allemaal bevlogen kosmopolieten, bijna godvruchtige communisten, maar ik ben hun gelijke niet. Blijkbaar deugt mijn profiel niet, ik ben geen verdienstelijke proleet op deze wereld. Zij koketteren met nobele arbeiders, vanuit hun schone villa.

Wat heb ik dit rare specimen van familiemensen eigenlijk misdaan?
Ik denk dat ik niet in hun plaatje pas. Ik ben een uit het gewone volk ontsproten zelf verklaarde literator, ik schrijf ongestoord mijn eigen verhaal. Ik hield een specifieke levenswijze aan, jawel, ik zocht de ultieme liefde. Dat deed ik decennia lang, soms onbeheerst, dat geef ik graag toe. Mijn hormonen hielpen mij vrij goed, mijn testosteron was een constant kanon. En dan? Mijn zoon zag het aan, begreep wat mijn beweegreden was, hij zweeg. Zijn wijsheid overheerste.

Ben ik daarom een sociale outcast, een gevaarlijke uitzondering, een misbaksel of een zonderling? Retorische vraag, het antwoord ligt klaar. Ik werd geboren uit een ongepaste moeder die mij pijnlijk uitstootte en daarna continu verstootte. Ik was nog liever een vondeling geweest.

Ik heb mijn beklag gedaan bij mezelf, ik heb alles neergekwakt. Die aanslag op mezelf en anderen resulteerde in het talig en beeldig afgewerkte Testament van Taal 2020. Een gebeiteld boek, het leest alsof een hamer op een aambeeld klopt, stukken en brokken leed & liefde vliegen in het rond. Het is stevig als een beeldhouwwerk, het gezamenlijk product van mijn vrouw en haar man, dat ben ik dus. Het is ons gelukt, het ongeluk overstegen door een portie weerwerk. Mag dit soms nog gepermitteerd zijn, de taal en illustraties als laatste wapens hanteren? Nee, zeggen zoveel tegenpartijen…

Een foetus zwemt negen maanden in de koesterende warmte van de moederbuik, veilig en vrij in de blinde vijver van geluk, met klank en geluiden die koesteren en fluisteren dat de omgeving genadig en goed is. Zo begint het bestaan van elke mens, en dan volgt een leven lang die éne wens: een vlugge terugkeer naar die eerste symbiose. Dat is biologisch-evolutionair de initiële definitie van hoogste liefde. Vanuit die oersituatie is ons bestaan gericht op een levenslang zoeken naar een complete evenaring van die perfecte aanvangsfase. Hoe meer een moeder haar kind verstoot na de geboorte, hoe groter de drang naar liefdeswarmte. Voilà, dat was mijn queeste, eerlijk.
Ik wil de rekening niet maken van de meerderheid die hierin faalde, maar het is een basisgegeven voor allen: wij komen uit dezelfde buik van ons moeder als mens ter wereld, wij gaan meteen op zoek naar minstens evenveel van hetzelfde. Dat is de ‘condition humaine’.

Ik heb uiteindelijk mijn doel bereikt, ik heb me mogen verzoenen met het leven, ondanks het drama van de dood, ik leef in eeuwige liefde voort. Dat is mijn grootste geluk, maar ook mijn ultieme zonde voor de buitenwereld. Ik heb me gesmeten godverdomme, mijn kloten geveegd aan de onnozele normen van ons ma, dat was haar volhardend bedrog.

De wereld met zijn ontevreden mensen en hun wrevel verwijten mij de vrijheid die ik me heb  toegemeten. Ik wou met opzet, met trots en met koppigheid verder reiken, voorbij geraken aan hun opgedirkte huizen en hun verveel-TV, hun afgezaagde litanieën, annex hun triestig monotone voorspelbaarheden.

Ik ging dag en nacht op pad, ik dwong door alle weer en wind finaal mijn grote liefdesleven af. Ik vond mijn eerste schuilplaats terug, ik kwam thuis, bij mijn geadoreerde Nathalie. Mag ik even, lieve familie, zonder hysterie graag.

 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *