Ik heb een vrouw gegriefd. Ik moet dit rechtzetten. Ik was niet incorrect maar ik chargeerde. Omdat ik mij tekort gedaan voelde. Ik was ook overspoeld door de allergrootste droefenis. De dood had mij ingepeperd. Mijn zoon werd uit het leven geslingerd. Hij vond de weg niet meer terug.
Ik beleefde die onwezenlijke tijden samen met mijn toenmalige geliefde Tonia. Ze kwam zelf net uit een kankerparcours. Ze was zwaar te moede en nog niet volledig geheeld. Zij was nog bezig zichzelf bijeen te rapen. Het jaar voordien verloren we onze gezamenlijke vriendin Jessica (33). Het was alsof we door de dood achtervolgd werden. Vorige vriendinnen Windekind en Maggie waren uit het leven willen stappen, maar ze faalden. De eerste hervond het juiste pad, de tweede herpakte zich als een plant. Drama’s. Het tikte loodzwaar aan. Ik sleepte mijn leed voort, vaak alleen.
Tonia deed haar best om haar kanker te counteren, ze was doodsbang maar bewonderenswaardig dapper. Ik stond aan haar zijde, wankelend en klein in de confrontatie met deze opeenstapeling van immens lijden.
Dan plots boem, paukenslag, het plafond van de wereld kwam op mijn kop. Ik werd in mijn hart geraakt, mijn zoon Vinnie kreeg de volle laag. Het zoveelste gevecht, zo oneerlijk. Er werd gejongleerd met zijn jong leven. Vinnie bezweek na 9 maanden. Aarde en hemel weenden mee.
In die inktzwarte dagen, drie jaar geleden, woonde ik samen met Tonia in een donker bos. Het licht kon ons huis niet meer bereiken, wij leefden moeizaam en op de tast. Ik verloor mijn weg, ontspoorde emotioneel, zij huilde haar tranen alleen. Er was geen raakvlak meer tussen ons. Wij waren om ter meest verlamd, We spraken nog enkel met onze ogen, met een troebele blik, een droef handgebaar. Onbeholpenheid bood geen troost, mijn zwijgen klonk als een verwijt. De verwijdering trad slopend in.
Ik hoorde het ruisen van de bomen rond ons huis, ik praatte met de wind. Ik kreeg geen antwoord van de elementen. Ik kwelde Tonia, ze vocht nog met haar restje kanker. Ze torste mee de dood van mijn zoon. Weet ik nu.
Daarom moet ik mijn eertijdse aantijgingen bijstellen, mij excuseren. Ik heb haar toentertijd in de steek gelaten. Op reis in Rome klapte ik de deur dicht. Ik vloog weg bij nacht. Deels onterecht, maar de maat was vol. De liefde was al langer zwaar gehavend, leeggelopen als een ballon. De dood had ons langzaam uitgeperst, we zaten op ons weke tandvlees. We stonden naakt tegenover mekaar, onze harten ontbloot. We kropen nog op knieën en knoken, woordeloos, bedolven onder de mokerslagen.
Ik was razend, van verdriet. Daar kon zelfs geen overdosis liefde tegenop. Zodoende heb ik me blindweg misdragen, ik ging onbewust de mist in. Ik vluchtte naar mijn oude binnenland. Complete verrassing, doorheen mijn tranen kon ik daar mijn nieuwe liefdesvrouw ontwaren. De donkere hemel klaarde op. Zij nam, samen met mij, ook mijn dode zoon op, in haar grote hart.
Zoveel later besefte ik dat ik Tonia tekort had gedaan, zoals het leven mij eerst in de kou had laten staan. De meedogenloosheid had toegeslagen, op alle terreinen. Er was emotionele terreur die als in een kettingreactie tekeer ging. Ik had de ketens van het leed niet kunnen verbreken. Ik werd meegesleurd in een uitzichtloos lijden. De pijn kreeg mij ongenadig klein.
Ik vraag haar nu om begrip, desnoods vergeving. Het was gewoon teveel voor ons twee. Onze liefde was tevens te ontoereikend, we waren een plezierkoppel geweest. De harde gitzwarte realiteit had ons ingehaald en voorbijgestoken met een paar kankers en het laatste woord van de dood.
Ik kwam nog goed terecht, in het bed van de grote liefde. Ik vergat Tonia niet en nog minder Vinnie. Ik dacht ook dagelijks aan Maggie, misschien het grootste slachtoffer. Zij sterft nog iedere dag haar stukje dood. Vinnie is definitief gerust, want zich van niks meer bewust. Hij slaapt en droomt. Hij bewaakt ons.
Mijn leven klaarde op, dankzij Nathalie, ondanks Tonia die solo verder moest in het donkere bos. Soms hoor ik haar ’s nachts verdwalen. Akelig. Vanuit die verre duisternis, tussen het fluisteren van de bomen, verneem ik haar stem. Ik lees haar onverwachte tekst, hoe ze me digitaal bedankt voor het Testament van Taal en me geluk wenst met mijn kunstenares. Respect dus, dank u Tonia.
Wat lelijk leek, met inbegrip van mijn schuld en medewerking, stileer ik tot nieuwe schoonheid. Laat deze woorden iedereen troosten. Tot een hogere vorm van sereniteit brengen, laat dit eindigen met een seculier gebed van vrede.
Deze tekst is een late maar terechte aanvulling op het hoofdstuk Tonia in Testament van Taal 2020. Zij verdient deze rehabilitatie. Rechtvaardigheid is geschied. Tijd bracht raad en vooral inzicht. Wijsheid werkt langs een trage weg.