Vorige zondag ging ik met Nathalie langs bij ons ma. Het was nog vroeg na de middag, de zon scheen volle bak en ma Maria straalde. Haar gezicht ging helemaal open toen ze Nathalie zag. Ze sprak haar ook aan bij haar naam, wel wat aarzelend en deels binnensmonds, maar niettemin met onverholen plezier. Op haar gezicht lag iets timide, een verlegen teken van toenadering, het zat bijna op de rand van ‘ik heb u wel graag’.
Voor ons ma is dat straffe kost, eer ze zich op die manier uitspreekt moet je hel en hemel verzet hebben. Mijn geliefde deed het op haar manier, ze sprak haar aan recht in het hart, zonder omwegen, doordacht maar zacht. En het werkt, mijn oude moeder toont haar gevoel, het is dat kostbaar goed waar ik als een verloren zoon naar snakte. Lag het aan mijn dwarse aanpak dat het niet werkte, of ben ik slechts het ongelukkige kind van een averechtse ma? In ieder geval, het was jarenlang onhandigheid troef, van de twee kanten. Er zit dus momenteel beterschap in, we leren nog bij, ik neem mijn tijd, veilig naast mijn lief, zij lacht en verleidt, met warmte en met charme. Ma Maria komt langzaam dichterbij, traag bereid op haar 91ste.
En dan valt mijn zus opeens binnen, vergezeld van een vage man, het is nog wel haar eigen vent. Ik ben op mijn hoede, denkend aan het laatste twistgesprek, de ontmoeting zonder groeten van mijn norse schoonbroer, de schermutseling met mijn zus over haar ogenschijnlijk vergeten van Vinnie, haar manifeste desinteresse voor het gemankeerde bezoekrecht aan mijn kleinkindjes.
Ik heb deze kater nog niet verteerd, de zurige nasmaak spint na.
Enfin, er wordt toch zoiets als een goeiendag gezegd, een snel gemompel, een steelse blik, ook van schoonbroer, zelfs naar Nathalie, maar net niet naar mij. Dat kan ik nog hebben, beauty comes before age. So what!
Er komt een gesprekje op gang, mijn zus zit naast mijn ma, ik dicht naast Nathalie, schoonbroer bevindt zich in onze dode hoek, strategisch uit het zicht, zijn eigen keuze. Het wordt de gewone prietpraat, over het weer, de zon die soms schijnt en dan weer niet, een kletske regen, de wind blaast warm en koud tegelijk, eigenlijk een hoop gezever om niks te zeggen.
Ik krijg het op mijn zenuwen en steek verbaal een tandje bij. Ik begin over mijn schoondochter, de lieve kleinkindjes, het wedervaren van de laatste dagen, een kort relaas van hoe ik weer te grazen werd genomen, en dan toch het onverhoopte resultaat: Nathalie en ik mogen samen op bezoek bij de kleine meisjes, hoera!
Er valt een daverende stilte in het ouderlijke huis, algehele verslagenheid op de stoelen en banken van de veranda. We zitten plots in een stomme film, enkel de beelden bewegen, zenuwtrekken en geschuifel met benen, handen krabben zich een ongeluk om een wederwoord te vinden. Mijn schoonbroer doet nu zijn voordeel met zijn schuilplaats achter de kast. Mijn zus raakt kant nog wal met haar onmondig lachje, ze schudt plots nogal ambetant met haar gat, ze stamelt rap wat woordjes onbegrip. Mijn moeder is de slimste, al haar aandacht is nu haaks op de straat gericht, ze ziet er de aarde vanzelf verder gaan, vanuit haar eigen ijselijke stilstand, niks aan de hand dan verbaliteit, mijn ijle woorden in de wind.
Alle aanwezige maskers spelen plots op hun sterkst, ze weerstaan zoveel meer dan mogelijke corona-smet. Hoofden verstarren, stemmen stokken.
Daar word ik echt niet blij van. Ik ervaar weeral, voor de zoveelste keer, hun ontzettend akelige afkeer, precies iets in de kille trant van ‘trek uw plan man’. Ik vul hun complete non-communicatie dan maar zelf aan: jong, ge zijt een zager, hou op met dat verhaal, gaat ge Vinnie op die manier misschien terughalen, ge enerveert ook ons systeem met uw lief. Is dat nu uw manier van verdriet beleven, altijd opnieuw dat paraderen, etcetera.
Ja, ik weet het, ik werk misschien op hun zenuwen. Mijn zus tatert liever over haar galante zwarte sandalen, die van de mode van vorig jaar, zoals Nathalie nu precies nieuw draagt. Verkeerde fierheid is dus haar impliciet signaal. Ongenadig, zo banaal, maar handig als stoplap, ze neutraliseert zowel de mogelijke vreugde als de hangende treurnis. Het is de vlucht vooruit, in luchtige taal.
Ze neemt me met opgedreven snelheid het verdere woord af (ik zat nog op het kerkhof bij Vinnie) met een anekdote over haar kleinkindjes, wat grappig toch, en dat haar dochter in Holland aan zee zit, met haar gans gezinnetje en zo blij gezind dat ze mij, haar peter notabene, even niet meer ziet, dat denk ik er bij, die ouwe zaag met zijn preken over de tijd die verstreken is sinds zijn zoon, haar destijdse neef, ergens dood ligt.
Blijven lachen mensen, het is vakantie, sorry voor mijn korte pretbederf.
Nathalie had het ook doorzien, ze voelde mijn stille woede, dit komt nooit meer goed. Mijn familie trekt net niet openlijk partij voor… de tegenpartij. Meer dan spijtig, ik ben bij leven al een soort aflijvige, een vervelende schrijver, hoe rapper ik bij Vinnie ben, hoe sneller ik zal zwijgen. Zoiets.
We zijn dan maar vertrokken, met weerzin, geen weerzien liefst, wel met een dik pak verdriet, weeral. Ik heb net niet geweend, de zon scheen fel, perfect als tegengif. Nathaliefje gaf goed gas, weg van deze miserie. Snel.