27 juli – Memento

jul 28, 2020

Toen Vinnie zijn laatste weken doorbracht op Gasthuisberg, kreeg hij nog bezoek van twee collega’s bij AG Insurance. Beiden waren kaderlid en konden zowat beschouwd worden als zijn directe bazen. Tenminste zo noemde Vinnie hen zelf toch, ondanks de jongensachtige en nogal vrolijke omgang tussen betrokkenen.

Vinnie had me al eerder verteld hoe spontaan en losjes de sfeer was bij AG, het was er duidelijk zijn tweede thuis. Hij trok vaak buiten de diensturen op met die gasten, om een pint te drinken of om samen op fietstocht te gaan. Het leek me daar een jolijtige bende sportieve kameraden, maar ondertussen werd er ook flink doorgewerkt, de projecten stapelden zich op, er werd naar hartenlust geïnnoveerd in hun branche en Vinnie nam daar blijkbaar enthousiast aan deel. Zijn werk was voor hem een welkom verlengstuk van zijn privéleven, soms liep het gewoon door mekaar. Vinnie was één en ondeelbaar, even plichtsbewust tegenover de kindjes als in de job.

Toen die twee gasten dus op bezoek kwamen, hing daar direct die kameraadschappelijk sfeer, die mannen zaten meteen op mekaars gemoedelijke golflengte, zelfs aan een sterfbed werd die opgewekte vriendschap doorgetrokken. Ik zat er een beetje aangeslagen bij, maar werd dan ook in het gesprek betrokken. Eén van beiden meende mij nog te herkennen uit de atletiekwereld. Dat klopte, het was wederzijds zag ik zodra het waas voor mijn ogen was opgetrokken.

Groot moment van samenhorigheid, Vinnie werd finaal nog eens meegenomen in een diepmenselijke stroom, het verbindend element tussen zijn papa en een collega, de sport als katalysator, het hart als gemeenschappelijke locatie, een golfje warme emotie ging door de kamer. Aandoenlijke ogenblikken.

Ik weet dat Vinnie toen nog genoten heeft, ondanks de uitzichtloosheid van zijn situatie. Hij was reeds uitgesproken terminaal, de laatste chemo was mislukt, verdere behandeling was stopgezet, het verdict gevallen…
En toch werd er nog goed gelachen rond zijn bed, sappige anekdotes van op zijn werk, wat plaagstootjes wederzijds, ironie en kwinkslagen. Eigenlijk werd de dood daar een beetje uitgelachen. Vinnie zette zelf de toon, consequent aan zichzelf tot het bittere eind. Geen moedeloosheid op dat moment, hij ging vrijuit voor moed en hoop. Hij ontsnapte nog één keer uit het peloton van grijze middenmoters en trok een sprintje aan voor de collega’s, hij nam ze mee op een rondje dollen en lachen, prachtig toch.

Ik zat er stilletjes bij en mocht mee in de vlotte slipstream van die kerels. Ook ik genoot, verbeet mijn tranen, nog één keer mijn zoon vrolijk mogen zien. Bijna de laatste keer die weelde van het leven, zijn bijna voorbije leven.

Een paar weken later, tijdens de afscheidsviering, hoorde ik een van die mannen weer, de grote baas, hij sprak zijn laatste groet uit. Vinnie was verhuisd van bed naar kist, meedogenloze schoonheid, hij lag stil voor altijd, niks bewoog nog. Wij konden niet zien of horen of hij nog in die dood naar ons gekeken heeft, of misschien tot ons gesproken. Er was geen teken meer, hij was enkel nog aanwezig, ergens dichtbij, hij woonde naast ons, maar in een ander leven. Het ijzingwekkend mysterie, blijvend en beklijvend tot in ons diepste vezels. Zo sprak, na mij en de rest, ook zijn baas op aarde. Hij loofde hem de hemel in, omwille van zijn speciaal karakter, die frivole lichtheid, zijn aanstekelijk optimisme en zijn gulle zin in goeie grappen. Wat was zijn leven kort geweest, een mop die mislukte, hij had ze niet zelf bedacht, maar toch dapper meegelachen, tot zijn laatste snik. Mijn dank aan die toffe bobo van AG, zijn woord was raak.
We zijn bijna twee jaar later, Vinnie is er nog, ergens, zeker diep in ons. Wij dragen graag zijn leven verder, er is elke dag weer plaats voor hem. Ik word ook al maanden loyaal geholpen, want mijn geliefde heeft voor extra plaats gezorgd, in haar huis en in haar hart. Vinnie woont voortaan ook bij ons.

Samen dragen wij hem mee, door de lange dagen en de donkere nachten, wij waken over zijn nagelaten beeld, zijn lach die nog weerklinkt, zijn hart dat in ons verder klopt. Niemand gaat verloren als er liefde is om warm de sporen op te pikken. Dat gaat ook zonder God of bidden. Een remedie is gewoon maar beminnen, om te beginnen mekaar, en daarna de nabije geliefden. Ze blijven allen aanwezig zolang wij ze eren. Ik citeer Nathalie.

Er volgt nog een genereuze epiloog, ook wel aandoenlijk. Vorige week donderdag waren mijn lief en ik net zes maanden amoureus verenigd. Het was een ingetogen feest van de verliefsheid, zonder grote woorden, wel met fragiele gebaren en op muziek van de wind, de zon deed de hete rest. Wij fietsten uren langs het water, alles klaterde die dag, tegen de avond was het tijd voor een hapje. Wij hielden halt bij Entrepot aan de Vaart. Wij genoten nog na, en telden in stilte af, nog zoveel dagen te gaan en dan volgt de grote klap, de opstap in de huwelijkse staat. Jubilate!

Zo zaten wij gezellig bij te praten na ons lekker maal. En opeens zie ik aan een tafeltje vlakbij een vrolijke jongen met zijn leuke vriendin. Ik herkende iets, dat gezicht kwam alsmaar dichter, uit een verre mist van een vaag verleden. Ja inderdaad, ik wist het opeens, een kameraad van Vinnie, meer nog, een vriend van op zijn werk. Het was die zogezegde grote baas, mij veel beter bekend als een warmhartige man. Ik was even omvergeblazen, de verre werkelijkheid had mij daar snel ingehaald.

Uitgerekend op deze heuglijke dag, de eerste halfjaarlijkse liefdesviering van Nathalie en mij, zat Vinnie daar indirect mee aan tafel, samen met zijn collega, en diens schoon vriendin, het feest kon niet op, ik ging hen groeten.

De joviale jongen had me ook herkend, ontroerend weerzien, mijn keel snoerde dicht, hij sprak dapper door haperende tranen heen. Hij werkte niet meer bij AG, zat nu in de drank, op hoog niveau, bij het nabije InBev. Hij had weer moeten speechen, onlangs nog, bij het afscheid van zijn makkers, de copains in Brussel, meer nog kameraden dan collega’s, waaronder Vinnie. Hij had het over mijn zoon gehad, als voorbeeld. Hoe Vinnie mee aan de kar had getrokken, op karakter en meestal stillekes lachend. Hij was altijd ingetogen vrolijk, de woorden van zijn gewezen baas. Wat een eer voor mijn zoon, ik werd effekes klein, bijna weerloos bedeesd, een plotse verlegenheid beving mij. Krop in de keel.

Wat een schitterende ontmoeting, de man sprak ook zijn lof uit voor Het Lied van Vinnie. Zijn vriendin beaamde, we spraken zelfs over Kazerne Dossin, alle leed kwam hier opeens samen en werd helemaal opgeheven in gemeenschappelijke schoonheid.

Nathalie straalde bij dit verhaal, ik dank de wereld voor deze immense liefde. Ondanks de verschrikkelijke tragiek, het diepe trauma, gaan wij door, wij vermeerderen de mensen om ons heen met gul gedeeld geluk.

Ik zag een prachtig man, ik hoorde hem spreken, mijn hart brak net niet.
We kunnen er weer even tegen, we mogen nu ook wenen, dat lucht op.

 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *