Het is broeierig weer vandaag. De hemel staat in brand. Volgens het oude volksgeloof wordt er ook opgestegen, door een heer van stand, hun God.
Ons-Heer-Hemelvaart heet dat spektakel, een schone cinema, komt dat zien en horen. De klokkentoren geeft hier goed van zijn gat, de Sint-Pieterskerk in Leuven luidt zich te pletter van plezier, de muziek klinkt vrolijk tot op mijn 9-hoge-dakterras. Daar bevindt zich een schone godin, sober in haar blootje. Ter ere van deze feestdag draagt ze geen kleren, ze is maagdelijk naakt. Ze ligt uitgespreid, geheel bereidwillig, klaar en heet, in volle overgave, geheel voor haar eigen heer. Dat is ondergetekende, de bijwijlen geile schrijver. Ik stijg straks met haar ten hemel, veilig in de binnenkamer van ons kleine luchthuis, een knusse wolkenwoning. God zij soms geloofd, zeg ik als ongelovige, baat het niet dan schaadt het niet.
Ik leg mijn godenmeisje op het huisaltaar en aanbid haar angelieke lichaam. Mijn mannenlijf is een toorts van hitsige koorts, ik zet mijn witte engel in vuur en vlam. Tot onze hemel rood kleurt, van verzadigd geluk, wij ademen nog een zuchtend amen, de slaap is een deken dat nakreunt van lust. De nacht spreidt zich als een doorkijksprei, door de gaten zie ik mijn geliefde naast mij liggen, ze glijdt met haar lenige lijf langs mij heen.
Ik dank de katholieke kerk en zijn bedienaars voor deze geweldige attentie, deze heerlijke Hemelvaartsdag. De nacht kwam als een bonus, ik geloof weer in het leven na het leven, het woont ook tussen onze benen, wij stegen op en daalden neer, ons hart ging liefdevol te keer. Er weze vrede en eeuwige verzoening, dacht ik nog lichtjes zwoel bij het inslapen. Ik zoende haar borsten, teder één voor één, voelde aan haar billen, ik luidde mijn klokken in stilte. Het was als een soort bidden, voor Nathalie.
Het is ook fijn dat de overheid ons samenzijn gedoogt.Sinds maandag laatst toch. De instanties hebben immers hun fiat gegeven. Het is nu officieel. Wij mogen samen slapen. Ten minste dat was het antwoord op mijn vraag die ik stelde aan het meisje van de balie. Een guitig kind dat haar job op speelse wijze uitoefent aan het loket van De Mechelaar, de gemeenteplek waar plechtige zaakjes worden geregeld. Zoals de onze.
Wij togen ter stadhuis, mijn lief met een hoedje op, ik met een zakdoek tegen de wind die mij snottertranen bezorgde, of was het een opstoot van emotie? Wie zal het zeggen, peinsde ik verder, terwijl Nathalie fijntjes ons verzoek verwoordde. Zij sprak met de juiste klemtonen, ik ging uiteraard akkoord. Niemand zag het schuifelen van mijn voeten, mijn hart dat ruiste en mijn buik die bruiste, mijn keel die klopte van de brokken opgekropte liefde, het moest er helemaal uit vandaag. Dit was een groot moment voor de onooglijke vent in mij. Ik zat hier met een kanjer van een schoonheid naast mij. En het was bijna voor altijd. Enkel nog de malse paperassen. Daar zorgde Nathalie voor met een aangenaam administratief klapke.
Het zedig kokette loketkind glimlachte minzaam, was gedienstig, ze noteerde alles nauwkeurig in het bureaucratische boek van haar baas de burgemeester. En voordat we het wisten waren we stipt geacteerd, met de juiste datum, te weten zaterdag 26 september 2020, om half elf, te samen met mekaar, hand in hand, met een eventuele nasleep van de kinderen, graag. In aanwezigheid van een mogelijke fotograaf, en tegen de verveling ook geen groot feest.
Voor de geschiedschrijving van de liefde, toch nog deze vriendelijke notitie. Onze echtelijke verbintenis gaat in exact één jaar na onze eerste ontmoeting. Op 27 september 2019 kwam er een meisje aangefietst uit Leest, ik stond te wachten aan een rotonde bij het station, onze wegen kruisten zich. Een prille glimlach werd een warm gesprek, de verkennende conversatie werd verlengd tot afspraakjes, wij stapelden de terrasjes op, de herfstzon deed zijn opperste best, en wij de volledige rest. Tegen de winter waren wij al binnen. Wij kwamen enkel nog buiten als premature bruid en bruidegom.
Maar we gaan het sober houden, die geplande trouw. Het blijft voor alles een bezegeling van ons houden van elkaar, met een unieke gouden ring en voor de rest nikske blingbling. De chiqué zit in ons eeuwig hart, het klopt nu voor twee.
En tot nader order mag niemand het weten, uitgezonderd Barry en Kato, de kinderen van mijn geliefde. Wij willen in de luwte huwen, ons grote geluk zal voorzichtig en stil zijn, onze nieuwe verbintenis hoeft geen krans, de luister zit in de ziel van onze weelderig sluimerende liefde.
De glans hoeft geen buitenkant, het is vanbinnen dat het voortaan blinkt, merci Nathaliefje. Wij zijn nu zalig ondergetrouwd, een raar neologisme, er is alvast een pikant nevenverschijnsel, het baliemeisje heeft het ook quasi-ernstig bevestigd. Onze bijslaap màg voortaan!
Mechelen, stad van liberalen en libertijnen, de liefde blijft er bestaan, een festijn, gelukkig, gulzig en gul.