Komende zomer moet het ongeveer twintig jaar geleden zijn dat het weekblad Humo op zijn kop werd gezet door een niet te stuiten hetze van onstuimige lezersbrieven. Het was een niet aflatende campagne van twee kampen, de aanhangers van VTM contra de VRT-supporters.
De lont werd aan het vuur gestoken door één balorige lezer. Ik meen me zijn naam te herinneren als Vandeweghe Marcel. Hij deed zijn beklag over de voorkeursbehandeling die de VRT bij Humo kreeg. Hij uitte zich als simpele werkman die voor de rechten van zijn populaire zender VTM opkwam. Een aandoenlijke brief was het. Hij sneed door hart en ziel, zeiden kennissen van mij, zoveel ontwapenende eerlijkheid en zo kwetsbaar dat Marcel zich opstelde. Hij bleek van Heverlee te zijn, deelgemeente van Leuven, er woonden knappe koppen zoals Louis Tobback en Marc Eyskens.
De week nadien regende het lezersbriezen bij Humo, aangaande hetzelfde onderwerp, een hoop sympathisanten van Marcel en evenveel protesten.
De verbale strijd was losgebarsten, de volkse adepten van VTM tegen de meerwaardekijkers van VRT.
De ogenschijnlijke eenvoud van Marcel werkte hoogst vertederend, leek misschien te mooi om waar te zijn. Er waren kameraden van mij die het opgezet spel noemden, Humo wou tijdens de zomerse komkommertijd de controverse aanzwengelen, een nieuwsgierig lezerspubliek genereren. Onze Marcel bleef aanklampen en op karakter brieven schrijven, hij ging voor zijn groot gelijk. Hij gooide zich onverdroten in de taalstrijd. Hij had soms een verrassend scherpe pen, hij werd bij momenten bitsig en nijdig. Medestanders en tegenstanders lieten zich opzwepen. De toon verhardde zienderogen.
Gedurende bijna anderhalve maand werd er over- en weer-geschreven.
Ik verbeter me: op mekaar geschoten. Het was woordenoorlog in de kolommen van Humo.
Sommige tekstkanonniers zijn me nog bijgebleven wegens hun pittoreske namen. Je had bijvoorbeeld Fien Paelinck, mama van een kroostrijk gezin, ze woonde in een boschalet en VTM was haar enige pretklep, schreef ze. Daartegen ageerde Sus Elskamp, vrijgezel en vegetariër, een VRT-filosoof. Zijn jongste broer Gust sprong mee op de kar en kakelde intertekstuele nonsens uit. Er schreven ook onwetende mensen zoals Loes-Marie Vaerewijck uit Domburg (Nederland) en Claude Perwé uit Nil-Saint-Vincent in Wallonië. De finesse ontging hen, maar het stond precies hip om mee op te hitsen.
Het leek wel of het zomercarnaval was losgebarsten bij het rebels belegen weekblad. Het was een dolle parade van spontane meningen en zotte gedachten. Te gek voor woorden, maar om die woorden ging het wel: voor of tegen deze of gene TV.
Hun taalcabaret bleef me bekoren, ik kon mijn plezier niet op. Het was een clownesk verhaal, het nam weliswaar extreem groteske dimensies aan. Een zelfverklaarde communist, een zekere Free Happes, haalde er het manifest van Marx bij en ging over tot een mediatieke klassenstrijd: alle macht aan de media die voor volksverheffing gaan, volgens hem de VTM, stoorzender van het establishment. Gwendolyn Van Over ’t Scheld (Kruisbroeck) scandeerde ferm voor de VRT, ze wenste een snelle dood aan Jos Populo, de man die haar had bedrogen met beeldig bloot van Wendy Van Wanten.
Vetes en intriges, allemaal op de kap van die twee televisies. Héhé.
Maar Humo plaatste alles, hoe meer onzin en zever hoe liever. Het kwam de verkoop ten goede, zoveel was mij duidelijk. Geld, dukaten, duiten…
Na anderhalve maand begon het helemaal uit de hand te lopen. De sfeer werd alsmaar scherper, de lezersbrieven gingen nog enkel over het TV-onderwerp. In mijn omgeving opperde iemand: hier zit een schalkse Herman Brusselmans achter, ingehuurd als mercantiele huurling door Humo. Anderen zagen er de struise hand in van huisrecensent Rudy Vandendaele. Kon niet beweerde ik, de signatuur van de brieven is daarvoor net niet verzuurd genoeg. Want er bleef een laagje humor in aanwezig, het ludieke dreef naar boven. Dat ontbeerde zure Rudi. Daarom geloofde ook niemand dat het den Dikke (Mark) Didden was of de man die altijd tussen haakjes schreef: (pdw). Patrick De Witte was immers een kankeraar en vooral een intellectuele zaag, nee die brieven hadden net dat ietsje meer.
Ze waren ofwel authentiek ofwel identiek uniek, van dezelfde hand dus. Was er een Pallieter in het spel of een Tijl Uilenspiegel. Dat dacht mijn schoonbroer, uit een werkmansbroek geboren, hij was ook niet van gisteren. Vandaag is hij stalinist, toen wist hij het nog niet zo goed.
Enfin, ijle speculaties alom. Maar de polemieken onder de briefschrijvers werden er niet minder om. Mensen begonnen mekaar te beledigen, alles werd wel lekker gepubliceerd. Theo Kaffee schoffeerde Treza Staminee, het werd ware toogpraat, een krakeel van jewelste. Tot plots een zekere… Marcel Vandeweghe uit Heverlee opdook, hij protesteerde, ontkende enige betrokkenheid. Hoofdredacteur Guy Mortier reageerde gepikeerd via een interview in de krant De Morgen. Hij kende de echte Marcel Vandeweghe, hij wist hem wonen in Heverlee. De initiële brief was helemaal zijn gerief. Mortier zweerde dure eden, de eer van zijn blad stond hier op het spel.
Opeens was het gedaan. Een denderend droge verklaring in Open Venster, de lezersrubriek van Humo: het ganse gedoe moest stoppen, genoeg gezeverd over de televisie, men besloot eigenmachtig tot een gelijkspel tussen VTM en VRT. Het onderwerp werd afgevoerd, de censuur (zoals vroeger) weer ingeroepen. Humo had goed verkocht en sloot de rangen.
Een tijdje nadien pikten ze niettemin weer een graantje mee.De kassa moest nog een laatste keer rinkelen met wat laat ambras over de macht van de twee TV-media. Op de cover prijkte grijzend tante Martine Tanghe met op haar arm een krijsende baby Danny Verstraete. Het olijke duo stond te kijk, kantje boordje in de zeik. Een ludiek geslaagde epiloog aan de voorbije taaloorlog onder de verbeten TV-lezers. In het blad zelf volgde een vraaggesprek met tante Tine. Ze was meermaals te kakken gezet, vooral door Marcel, maar ze had er om kunnen lachen. Daar moet ge tegen kunnen, beweerde ze, wie zijn gat verbrandt moet op de blaren zitten. Daar verstond ik niks van, ik was duidelijk geen supporter van de VRT-doctrine, te cryptisch politiek correct.
Kak of gene kak, dacht ik, de pot op. Dat is een al een even onzinnige uitlating, ook uit wrevel omdat het feest van de lezers was afgelopen. Want ik had me wel goed geamuseerd.
Ik wist meer dan wie ook wie Marcel was geweest, hij was mijn alter ego.
Maandenlang was ik onder mijn ware naam uit de brievenpost van Humo geweerd. Wegens te ambetant en te recalcitrant. Ik attendeerde hen iets te vaak op hun (mijns inziens) ideologische paradox tussen een eertijdse pure rock ’n roll-attitude en de later uitgepuurde commercialiteit.
Om een voorbeeld te geven: gedurende jaren inhakken op Paul Jambers, maar hem later gaan fêteren toen dat hun leescijfers ten goede kwam. Idem dito voor Goedele Liekens, eerst afbranden, daarna ophemelen. Volgens de zwichtende tactiek van de gekuiste interviews, ik wees hen fijntjes op dat fenomeen. Ik wist precies te veel en ik werd geweerd. Humo stak zijn broek af voor het goedkoop gewin in hun winkel.
Daarom was ik in het vel van Marcel gekropen. Om mijn gram te halen, hen groen te doen lachen, achteraf. Om te kunnen staven dat het ventje Mortier niet nalaat van pertinent te liegen. Staalhard. Om te bewijzen dat lezersbrieven niet gefundeerd moeten zijn, maar liever wat smeuiig, om rapper gepubliceerd te worden. Ik had dus mijn slag thuis gehaald.
Jaren later heeft Bavo Claes het geval nog aangehaald in zijn boek Kraai. Voor de rest heeft geen haan er nog naar gekraaid, dat hoeft ook niet.
Eén uitzondering toch. Een redacteur van Knack die ik op de hoogte had gebracht, wou er een stukje over schrijven. Hij vond het hoogst hilarisch. Uiteraard geeft Knack niet graag cadeau’s aan Humo, harde logica van de media. Maar het verhaal is nooit verschenen, wegens een jong overlijden. Die man is als dertiger doodgegaan aan kanker, een papa van twee jonge meisjes. Verbijsterende parallel met mijn eigen zoon.
De jonge Vinnie vond mijn clandestiene actie anderzijds wel vermakelijk.
Hij was bij tijd en stond zelf een vrolijke Pallieter, een dolle Uilenspiegel.
Een grap en een grol, het is wat ons rest om de grote drama’s van dit korte leven te boven te komen, de zotte wereld op zijn kop te zetten, te bekeren tot meer onzin. Het is mijn hoogste credo. Dus humor met Humo.