7 januari – Ma

jan 7, 2020

Ons ma. Een woord dat meteen vertedering bij ons oproept. Moeders zijn hoedsters. Bij je mama kruip je weg als kindje, later blijft zij het warme baken. Je laatste toeverlaat, ook voor een man, zelfs als zijn ultieme hoop op geluk in de grote liefde met een vrouw de kop is ingeslagen. Je hebt je moeder nog, zij laat je nooit in de steek. Zelfs een 65-jarige man kan nog finale troost vinden bij zijn moedertje van 90. Zijn emotionele minnares.

Mooi toch. Mannen, ik spreek voor mijn sekse, kunnen zich permitteren van moederskindjes te blijven. De koesterende schoot van de mama verwacht hen altijd terug. Warmte en geborgenheid, een luisterend oor, een stiekeme knuffel, een kuise kus, en bord soep, een koffietje als troost. Dank u ma.

Maar, helaas, dat laatste zeg ik niet tegen die van mij. Ons ma is van een ander kaliber. Om haar portret te tekenen heb ik meer nodig dan deze kleine plek. Daarom zal ik ze bij herhaling blijven opvoeren. Omdat ze zo uniek is. Om te beginnen in haar wereldvreemdheid. Mijn moeder leeft in haar besloten universum. Dat heeft niks met haar leeftijd te maken, ze is bijna 91. Lichamelijk is ze nog steeds in topconditie. Woont nog in haar eigen huis, alleen, sinds het overlijden van mijn vader eind 2018. Klaagt dat ze nooit iemand ziet, maar de mensen die op bezoek komen jaagt ze buiten. Bij manier van spreken. Mijn moeder ziet niet zo graag mensen, ze houdt ook niet van kinderen, en nog minder van klein- en achterkleinkinderen.

Ik kan het weten, ik mag dit schrijven, ik ben haar kind, altijd geweest, ben het nog steeds. Ik fiets tweemaal per week bij haar langs. Voor een complete non-conversatie. Mijn ma is hooggespecialiseerd in cliché-praat. Ik kom binnen en haar welkomstgroet is kortaf: koud? De volledige vraag of begroeting zou dus moeten luiden: is het koud buiten? Of nog beter, hoffelijker toch: dag jongen, hebt gij geen kou? Vooral omdat ik met de fiets kom, van 30 kilometer ver, ook in de winter. Nee, zij houdt het bij dat éne koude woordje koud. Er is één kleine variante op die welkomstgroet, want in de zomerse periode begroet zij mij met het woordje warm?

Om u maar te zeggen dat het mij op den duur koud noch warm laat. Ik negeer deze afstandelijke, stereotype ontvangst en tracht over te gaan op de gebruikelijke koetjes en kalfjes. Meer is ook niet haalbaar bij haar. En dat heeft helemaal niks met haar leeftijd te maken. Mijn moeder was 50 jaar geleden al datzelfde verkilde personage. Alsof zij continu zit te acteren. Zij speelt een van buiten geleerde rol, zij declameert haar vlakke tekstjes. Ja, zij blijft altijd op de vlakte, nergens komt er wat diepgang in zicht, zij blokt alles af. Ik aanhoor haar afgezaagde verhalen over de mensen in het dorp, de helft gewoon bijeen gefantaseerd. Op die manier creëert zij zich een eigen, besloten wereld. Daarin voelt zij zich veilig. Ons ma schermt zich altijd af.

En dan rest de vraag: wat is er ooit fout gegaan in het leven van die vrouw. Vanwaar komt die muur om haar heen? Alsof ze in een bastion van beton zit. Komt het ontsproten uit de spelonken van donkere genen, haar totaal verbastaardeerde DNA, haar demonen die zwartgallig en losgeslagen te keer gaan, continu dat duistere gespook in haar kop, of is het gewoon een aangeboren kanker in haar karakter, het niet te slopen virus van zwartgalligheid?

Want er schijnt geen sprankeltje licht in mijn moeder. Zij zoekt haar kicks, het is ziekelijk, in een patroon van negatieve ontsporing, zwaar aangezette somberheid, zij adoreert de donkere kant van het leven, ziet aan elke einder liefst het venijn. Het klinkt echt niet fraai, het is mijn ma, jawel, maar zij heeft het altijd vertikt om van het leven te genieten. En toch was zij een wolk van een vrouw, met oren en pootjes zoals ze zeggen, olala, wat was ik ooit verliefd op haar lichaam, ik druk me dan nog kuis uit. Waar zit de sleutel om die pijnlijk trieste, soms ijselijke vrouw te decoderen? Ik heb het opgegeven, uitgestreden.

Ons ma is potentieel zelfs geen geval voor een psycholoog, laat staan psychiater. Ze zouden er enkel hun tanden op breken. Want zo is het ook wel, haar ingemetselde ontoegankelijkheid houdt ook meteen haar taaiheid in. Mijn moeder zal nooit plooien, ze heeft geen breekpunt, niet van verdriet, dat zeker niet, maar nog minder van tederheid die uit een plotse opening zou komen opborrelen. Er is gewoon geen bron die aangeboord kan worden. Daarom kan ook haar kilte niet gesloopt worden.

Ik bedenk wel eens, ik mag dat ook: mijn moeder die zou Auschwitz overleefd hebben. Zij was en is nog steeds een harde kei, een vrouw van steen, honger en koude zouden haar niet gedeerd hebben, haar gevoel is nergens voelbaar. Geen enkele beul zou haar kunnen raken hebben, niet te kraken.

Een standbeeld zullen we dus voor haar nooit moeten oprichten. Ze was al standbeeld bij leven. Maar het blijft om bij te wenen, op spijtige afstand.


 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *