Onlangs was ik een eindje gaan fietsen langs het kanaal Leuven-Mechelen, in onze regio beter bekend als de Vaart. Het nam nogal een vaartje en voor ik het wist was ik in het haventje van Kampenhout. Daar was een reden voor, de wind blies 5 beaufort in mijn voordeel, ik had een flinke ruggensteun. Even dacht ik met gemengde binnenpretjes aan een vroegere vriendin met wie ik soms ging fietsen. Als we vertrokken met een stevige wind in de rug, zei ze steevast: amaai, ik heb goei benen vandaag. Enfin, ze had wel heel lange benen, maar haar verstand was zoveel korter van stuk. Ik liet haar na een tijdje alleen fietsen, ik gaf haar de wind van voren. Liever een eenzame fietser dan gezever aan mijn kop. Nathaliefje is de schone uitzondering, zij zaagt niet en zij klaagt niet, zij duwt en trekt en stoempt ons mee vooruit. Leven met haar is (sexy) gas geven.
Daarom spoedde ik me ook vlug naar huis, ik beukte me een weg door de felle regen die de jonge herfst bracht. Eens terug in de Vaartkom hield ik een drankstop. Terwijl ik naar het water keek, zag ik verslenste bloemen liggen, een aandenken aan de jongeman die in de nacht na de Jaarmarkt hier in ongekende omstandigheden was omgekomen, misschien dronken verdronken. Een leven in de knop afgebroken, de Vaart als fataal watergraf. Mijn mijmeringen werden onderbroken door een hartelijke begroeting van twee kennissen, ik zal ze gemakshalve maar Jef en Marie noemen, een eeuwig liefdeskoppel van ongeveer mijn leeftijd, dat is dus relatief jong (hmhm). Jef is een ex-collega van bij de Rijkswacht en later de Federale Politie. Hij moet ongeveer als allerlaatste van onze promotie zijn uitgekomen – hij baalde van de kadaverdiscipline en had lak aan gezag – maar zijn carrière nam van bij aanvang een blitzstart. In minder dan geen tijd werd hij een topspeurder, gespecialiseerd in zedenzaken. Hij beheerde en controleerde met zijn medewerkers de prostitutiebuurt achter het station Brussel-Noord. Jef maakte dienstreizen naar Albanië, Bulgarije, Roemenië en zelfs Thailand, waar hij in het gore Pataya rondliep. Hij zocht overal zijn contacten om de wereld (letterlijk) van sekswerkers in beeld te brengen en desgevallend te bestrijden. Daar is hij altijd zeer discreet over gebleven, zelfs tegenover Marie, zijn flamboyante vlam op het warme thuisfront.
Enfin, het was effe tijd om in de rapte bij te klappen. Maar tijdens ons gemoedelijk gesprek zag ik vanuit mijn ooghoek dat er iemand op mij afstevende. Dat was echt niet overdreven uitgedrukt, het was een madammeke dat eveneens een vaartje had. Ik kon nog net zien dat ze klein en frêle was, piekfijn gekleed en ze leek me precies te herkennen. Dacht ik toch, want toen ze pal voor me stond, haalde ze vinnig uit, met haar… vuist. Ik kreeg een regelrechte tik op mijn kin, de spreekwoordelijke toek op mijn bakkes. Was me dat verschieten, ik hoorde mijn tanden rammelen. Ik bekeek haar pijnlijk, maar ze wou al chagrijnig een tweede keer toeslaan, ik ontweek haar uithaal en gaf haar meteen een tirade van jewelste. Ze antwoordde iets onverstaanbaars in het Frans. Dus ging ik instant over op mijn modus van Franse koleire. Jef en Marie sympathiseerden direct en fel, weliswaar verbaal, we bleven vreedzaam, maar waren alle drie even verbijsterd. Dit was een totaal onverklaarbaar geval van spontane en gerichte agressie. Alhoewel, het was een moederke van minstens 80 jaar. Dat ouwe vrouwke, duidelijke iemand van de hogere bourgeoisie, had in mij een imaginaire vijand of op zijn minste een tegenstander gezien. Hier snapten wij niks van.
Het was Marie wiens frank als eerste viel.
Pal aan de overkant van het water was een chique residentie met service-flats, inclusief zwembad, voor bejaarden. De labiele dame was daar waarschijnlijk ontsnapt. Wij hebben er haar met zachte dwang terug binnengebracht. De zaalwachter van dienst ving haar op en trachtte – na ons relaas – het incident snel te minimaliseren. Want het kwaad madammeke was licht dementerend, vandaar die rare verwarde streken. Oké prekerige meneer, maar waar bleef uw verantwoordelijkheid als opzichter dan? Weet u dat de dame gevaarlijk dicht langs de waterkant liep?
Eén harde windstoot en ze was misschien onze dode jongeman achternagedoken.
Al boksend en spartelend had ze dan haar graf gedolven.
Het was noch ik, noch ex-collega Jef, die hier het hoge woord voerde, nee het was fiere Marie die uit haar krammen schoot, uit pure verbolgenheid. Jef en ik stonden er beduusd bij, twee gewezen commissarissen van de politie. Eerst werd ik effe ferm afgeklopt door een stout vrouwtje, daarna kregen wij een lesje in alertheid en taalvaardigheid van een kranige dame, de onverschrokken schone Marie. Teveel commotie om in één keer te bevatten, dus verhaalde ik thuis over de attaque met stukken en brokken aan mijn bezorgde geliefde. Bleek mijn been nog te bloeden, had dat canaille mij ook hard gestampt? Ach, de balsem van de verzorging was welgevallig, ik lag weer zacht en veilig tegen een malse boezem aan. Het einde is eerder privé. Een fijne zaak van goede zeden.