Ik herinner me een aandoenlijke scène op een bus van de vroegere Buurtspoorwegen waarbij mijn moeder en een mij aanvankelijk onbekende man een hoofdrol speelden. Het was eind jaren ’60, ik mocht nog niet met de fiets naar school, dagelijks was ik aangewezen op het busvervoer van Baalrode naar Diest en terug. Ons ma kluste toen bij in dezelfde stad, drie dagen per week nam zij ’s ochtends en ’s avonds hetzelfde vervoermiddel, niet tot mijn onverdeeld genoegen, want zij zag overal mijn mogelijke aanzetten tot wangedrag. Het leven was lijden, als je kuste een heiden, zong Robert Long daar later over, om maar te zeggen dat mijn marge als puber om de andere sexe te verkennen bijzonder klein was. Mijn moeder was te vaak mijn hoedster, elke handeling die hoe dan ook als onzedig kon geïnterpreteerd worden, werd door haar zwaar gekapitteld, met dank aan de katholieke kerk die zich in die jaren nog een ongemeen sterke sociale controle kon permitteren. De zwanenzang van dat instituut was weliswaar ingezet, maar dankzij ontelbaar veel goedgelovige mensen als ons ma werd die religieuze dictatuur nog even gehandhaafd. Ik heb het dus nog mogen uitzweten op die bus, het was alsof mijn moeder in een achteruitkijkspiegel vooraan in dat voertuig kon zien wat ik achteraan zat te mispeuteren. Uitbundig lachen en vrijuit plezier maken met de kameraden kon ik aanvoelen als foute boel.
De hete adem van ons ma werkte achterwaarts, zij kon mij besluipen en betrappen met spiedende ogen die precies op haar rug stonden. Alsof het burgeroorlog was tijdens zo’n rit, daarom ging ik soms ondergronds, om ook eens een knie te strelen van een vriendinnetje of een kusje ts stelen, wij verstopten ons dan, uit het gezichtsveld van ons ma de spionne.
Maar toch, op zekere dag geschiedde er een wonder, de vrouw die mijn moeder óók was – volle vormen, niet onknap, ontploft kapsel – ging helemaal onderuit, ze begaf zich in een (minstens) fysieke romance op de bus, ze lag net niet plat, ze gaf zich over aan een… man. Schouder aan schouder zaten ze, net niet aan mekaar geplakt, zijn beschermende arm gleed over haar nek en rug, de andere arm zocht – uit mijn zicht, maar in mijn fantasie – precies lagere regionen op. Om de zoveel minuten werd er gekust, niet onstuimig, maar toch innig, meer op de wang dan op de mond, zijn hand gleed soms verdacht lang (dacht ik) langs haar voorkant. Ja dat klopte, daar zat de boezem van mijn moeder, borsten mochten wij dat toen – als jongere – nog niet noemen, maar ze waren wel niet te verstoppen, zelfs meer dan een beetje gezond aanwezig. Ooit zag ik ze helemaal bloot, in een verboden flits, de bliksem van twee seconden zwoelte sloeg toen in mijn kop. Wat een weelde van het vlees was dat, zo mooi dat ik er ongemakkelijk van werd. Ons huis verborg dus alle mogelijkheden op heerlijke onkuisheid, die gedachte beving me als een mirakel dat geopenbaard werd, ik geraakte in halve trance, wat moest mijn vader een gelukkig man zijn dat hij zoiets zonder zonde kon en mocht bespelen. Blijkbaar was de kerk daar niet openlijk tegen, zelfs de onderpastoor die bij ons thuis net iets te vaak langskwam, moest zijn ogen niet op zijn gat hebben gehad. Onder zijn soutane speelden de kriebels, na elke begerige blik op die tieten (de latere terminologie) haperde zijn prekerige stem meermaals.
Terug die bus op, naar de gedragingen van de man die ons ma zat te liefkozen, zo te zien – langs achter toch – een propere vent.
Ik meende te merken dat hij strak in het pak zat, met opgeschoren broshaar zoals toen nog de mannenmode was, hij droeg zelfs elegante epauletten (schouderstukken) op zijn vest, waaronder aan één kant een opgevouwen pet zat, werkelijk het blitse macho (achterkant)plaatje van een filmster die even kwam overwaaien uit de late fifties, om mijn preutse moeder het hof te maken, haar voorzichtig mee die sixties in te loodsen, naar de niet te stuiten ontvoogding van de vrouwen, richting exploderende jaren ‘70 met de totale seksuele emancipatie. Zulke bevlogen gedachten had ik uiteraard niet zo expliciet op dat eigenste moment, die invulling kan ik nu pas geven. Ik heb zelf ook mijn pad moeten bewandelen van stuntelig uit al die verboden zones ontsnappen om een blije en vrolijk vogelende vrijer te worden.
Maar wat was die minnende man naast ons ma van plan, waarom liet zij zich dat zo gewillig welgevallen? Was ze, tja… warm aangelopen, speelden haar hormonen zachtjes dansend op, haalde hij zijn plotse romantiek uit een opstoot van niet te bedwingen testosteron? En vooral, technisch bekeken, was dit geen begin van expliciet overspel? Moest ik dit niet gaan biechten om mijn verantwoordelijkheid te nemen als volwassen puber die zijn moeder wilde behoeden voor de verboden vrucht? Een levensgroot gewetensprobleem vocht zich vanuit mijn bezwaarde hart een snelle weg naar mijn hete onderbuik. Want dit was voor mij een hoogst onbegrijpelijk maar evenzeer zo liefdevol tafereel, ik kon er haast mee leven dat ons ma voor een keer meeging in de verzachting van haar leven, ik gunde haar dit (ietwat geniepige, ja toch) geluk.
Ik zat daar als een kleine filosoof en aankomende bestormer van het grote liefdesland mijn eigen kansen af te wegen. Zo wou ik later ook worden, zoals die onbekende man die in dezelfde mate teder was als sensueel. Wat een fantastisch rolmodel, kon ik dit bij thuiskomst melden aan ons ma? Nee, want dan zou ik haar clandestien genot verraden, haar gestolen moment van stille extase kapotmaken. Hoe uit deze impasse te geraken? Wel, onze pa heeft mij geholpen, in zijn ongewilde ridderlijkheid. Toen de bus aan de halte voor onze deur stopte, stapte ons ma af, gevolgd door onze… pa. Het was mijn vader geweest die – voor één keer – naast mijn moeder op de bus had gezeten, in de militaire kleren van zijn werk bij het leger, zijn collega’s hadden hem na een missie afgezet aan het station in Diest, in plaats van aan de kazerne. Hij had ons moeder willen verrassen, op een zeer geslaagde, zelfs elegante en romantische manier, een tikkeltje aangebrand, dat wel, ach. Ik zat echter perplex, maar pa toch.. Zo schoon was dat.