Er is onlangs iemand vetrokken uit onze blok die we wel en niet gaan missen, het is de man die wij lange Lode noemden.
Hij woonde ongeveer drie jaar in een appartement dat hem door de sociale dienst van de stad ter beschikking werd gesteld aan zeer gereduceerd huurtarief, om welke reden dat laatste ook moge geweest zijn, mogelijks omdat hij niet werkte en daarom de centen niet had om de volle pot te betalen. Lode was een man die ons in de fleur van zijn leven leek te zijn, een boomlange kerel van maximum 50 jaar, hij stond zo te zien stevig op zijn poten, was niet op zijn (grote) mond gevallen en verkondigde daarom over zowat alles zijn mening, ook als we daar niet om gevraagd hadden. De interne gang van zaken betreffende het beheer van de appartementen was zijn stokpaardje, alhoewel hij geen enkele stem in het kapittel had want hij was geen mede-eigenaar, slechts een luxe-huurder, want hij betaalde zoveel minder voor zoveel meer: zijn appartementje was uitgerust met de allernieuwste snufjes, alles gratis en voor niks ten zijne gerieve gefabriceerd door de stad, dat wil zeggen: betaald met ons belastinggeld.
Dat ontging lange Lode, tja
Niettemin was onze grote kameraad een bezige bij, wij konden zowel overdag vaststellen als ’s nachts horen hoe hij in de weer was met zijn inwendige menszijn: soep kookte hij steevast in de uren na middernacht, de geuren verspreiden zich soms tot het ochtendgloren door de kokers van onze blok, daarbij gaf hij luidkeels commentaar op de eigen keukenbedrijvigheid, hij was een fervente supporter van zijn ego, als hij zo non stop praatte was dat eerder ratelen tegen zichzelf en als hij lachte konden wij dat allemaal uitzweten, daar mocht graag onze nachtrust voor onderbroken worden. De motor van Lode draaide de klok rond, slapen deed hij blijkbaar met schaarse tussenpozen, dat weet ik van zijn naaste buren, want dan ronkte en snurkte hij blijkbaar dat de muren schokten.
Het beeld dat ik van deze toch wel rare man schets, mag echter niet te negatief worden, want Lode kwam ook wel eens buiten.
Hij deed zeker aan de nodige lichaamsbeweging: elke middag ging hij eten in het “sociaal restaurant” twee straten verder en op de terugweg deed hij zijn boodschappen, dan zagen we hem zwaar beladen thuiskomen, met een transparante plastic zak vol met bierblikjes, volgens onze ruwe schatting waren er dat iedere dag toch twintig (twee minder of vijf meer kon ook). Lode was dus geen alcoholieker, zoals hij me zelf eens expliceerde toen hij me – toch wel wat gegeneerd – pal tegen het lijf liep en zijn ganse bierhandel vervaarlijk begon te wiebelen en te rinkelen. Ik antwoordde gewoon met santé jong in plaats van met pardon Lode.
Hij bood me wel een blikje aan, ik bedankte terwijl ik recht in zijn eigen wazige blik keek, zijn bedronken ogen. Ja, een sociaal geval was hij toch, op zijn minst van de categorie drank-gehandicapte.
Mensen die op bier en ledigheid leven, vervelen zich precies nooit, ze zijn praatziek en maken muziek op uren dat ander bewoners verkiezen te rusten. Zo geschiedde het dat Lode op zekere dag een ander drankorgel tegenkwam, dat was korte Stan (zoals wij hem doopten). Die haveloze jongen had de zoon van Lode kunnen geweest zijn, hij was bijna een halve meter – 1m95 tegenover 1m50 – kleiner dan zijn nieuwe kameraad, maar dat nam niet weg dat hij een evenwaardige kandidaat drinker was, dus van zodra Stan introk bij Lode, deden ze samen de dagelijkse blikjes-boodschappen, waarbij ze soms in zware woordenwisseling geraakten, want Lode wou per se naar de Aldi en Stan verkoos principieel de Lidl, voor die sociale gasten waren dat existentiële problemen, daar werd niet enkel ernstig maar ook
heftig over gedebatteerd. Dat beterde echter toen ze wat langer samenwoonden en de toenadering tussen beiden niet alleen zachter maar gaandeweg ook… zwoeler werd, ze schoven dichter naar mekaar toe, op de bank voor onze blok zaten ze knie tegen knie, naar de blikjeswinkel gingen ze innig (jawel) hand in hand, wat ik hier bedoel: ze werden een koppel, in de mannenliefde.
Er volgde zelfs nog een gender-achtige apotheose: de uitgesproken mannelijke Lode droeg op zekere dag een lange rok, met vervaarlijk hoge split, en daaronder kniehoge laké laarzen, zijn haar had hij acajou geverfd, aan zijn oorlellen hingen twee blinkende bellekes, in zijn nek een kettinkje met de mini-beeltenis van Stan, die zelf de broek bleef dragen, met zijn anderhalve meter man die hij was. Om eerlijk te zijn, het was geen zicht, maar toch heb ik hen gefeliciteerd, terwijl ik eens te meer een biertje weigerde, ik ben niet zo sociaal in de omgang, alhoewel ik erken dat zij net iets meer dan clochards waren. Zij braken hun (half) gratis appartement immers niet af, waar de meeste Afrikanen die hier woonden wel in slaagden. Als het goed is, dan zeg ik het ook graag, en daarom hoop ik dat Lode en Stan die hier ondertussen al een tijdje vertrokken zijn, enkel maar hun witte broodsweken op huwelijksreis vieren.
De laatste keer dat ik lange Lode heb gesproken, vroeg ik hem wat hij in zijn vorige levens eigenlijk voor de kost had gedaan.
Want ik
was een beetje gepikeerd omdat hij weer kritiek stond te geven op de (volgens hem) veel te trage werking van onze lift, hij had het over een nieuw “katrol” die diende gestoken te worden enzo. Enfin, hij was technieker geweest, in de fabriek, maar nu genoot hij al een paar jaar van zijn… oorlogspensioen. Ik verschoot, allee wat een zever is dat nu, was hij weer matig grappig geïnspireerd door zijn bier? Lode zag duidelijk dat ik hem niet au sérieux nam, zijn bezopen kop werd nog roder, zijn zatte oogjes blonken alsof er plots tranen in stonden, hij schraapte hij zijn keel, maar zijn stem bleef schor terwijl hij me bevend als een bejaard manneke bekende: “ik was er bij op 22 maart 2016, de aanslag van de jihadi’s in Maalbeek, in mijn compartiment van de metro was ik de enige overlevende”. Ik zweeg, perplex, hier vond ik geen weerwoord op. Stanneke pakte zijn maat vast, gaf hem een blikje aan, Lode dronk en slikte zijn verdriet door.
Ik vertelde het ’s avonds aan Nathalie, die – na een lichte aarzeling – stilletjes maar wijs repliceerde: niks is wat het lijkt in dit leven.
