‘Wij zijn zo blijven staan, de burgers roepen van alles naar ons, we begrijpen dat de oorlog in een voor ons gunstige richting geëvolueerd is. Men trekt de wagon open en ik kijk in het aangezicht van een man in uniform, een rijkswachter, een pompier, een politieagent, ik weet niet, een donkergroen uniform en die mij iets zegt wat ik niet begrijp… en we hebben allemaal in het kamp een paar woorden Russisch opgescharreld en ik kon zeggen “ne polimaiou…” ik versta u niet en dat is universeel. “Fransoski?” zegt hij. Ik zeg: “Da…” En dan denkt hij zo eventjes na en dan zegt hij: “La guerre finie, demain Paris, maman, mademoiselle, cognac…” En hij had gezegd wat hij wou zeggen, maar niemand reageert… Ik zeg niet: oh dat is goed, merci meneer, de oorlog is gedaan, dankuwel, we gaan morgen naar huis… Naast mij zit die jongen van Herentals en die vraagt: “Wat zegt die?” Ik zeg hem: “Hij zegt dat de oorlog gedaan is…” Dat was Fons Lambrechts en Fons Lambrechts draait zich om naar de rest van de wagon en zegt: “Mannen, de oorlog is gedaan.” Maar dat is dus alles… Niemand reageert, niemand zegt bravo of hoera… niemand zegt we gaan naar huis, men reageert niet meer, men blijft gewoon zitten…?’