“Ik ben je vrouw,” huilde ze heerlijk onder hem en hij spatte in schuim uiteen tegen haar die in schuim uiteenspatte tegen hem en die hem zei dat hij niet meer gemeen tegen haar mocht doen, die hem weer zei dat ze zijn vrouw was, en hij aanbad zijn vrouw, spatte in schuim tegen haar uiteen. O minnende vertwijfeling, zang van in strijd verwikkeld vlees, eerste ritme, machtigste ritme, geheiligd ritme. O diepe stoten, huiverende dood, wanhopige glimlach van het leven dat eindelijk ontspringt en het leven eeuwig maakt.