Passage uit “Een verhaal van liefde en duisternis” (Amos OZ)

Ozer Choeldai, Oizer op zijn Jiddisj, de directeur van de ‘vervolgklassen’, ofwel de middelbare school, was een kristalharde, pezige man, de Joodse rimpels in zijn gezicht doorgroefd van lijden en ironische wijsheid. Soms dook er tussen deze gepijnigde rimpels even een ondeugende glimp op van anarchistische schelmsheid. Het was een magere, hoekige man, klein van stuk, maar met een paar verwoestende staalkleurige ogen en een hypnotische aanwezigheid. Hij was buitengewoon goed van de tongriem gesneden en begiftigd met een radioactief sarcasme. Hij kon een warmte uitstralen die iedereen die eraan blootgesteld werd, deed smelten, zodanig zelfs dat ze zich helemaal aan hem overgaven, maar hij had ook vulkanische woede-uitbarstingen die zorgden dat degenen die daaraan ten prooi vielen, nooit meer de onmetelijke angst voor de jongste dag zouden vergeten die Oizer om zich heen kon verspreiden.
Hij was scherp en erudiet als een Litouwse Talmoedgeleerde, maar tegelijkertijd extatisch en dythyrambisch als een chassidische prediker, die plotseling zijn ogen kon dichtknijpen en als een bezetene kon uitbarsten in ja-ba-bamachtige zang en dans, vol devotie die hem bijna in trance bracht.
In een andere tijd en op een andere plaats zou Oizer Choeldai misschien een vereerde chassidische rebbe geweest zijn, een wonderdoener, gehuld in mystiek en charisma en omgeven door een hechte hofhouding van chassidiem die als betoverd achter hem aanliepen. Hij had het ver kunnen brengen als hij gekozen had voor een politieke loopbaan, een volkstribuun die waar hij ging een spoor van heftige bewondering achterliet, en van niet minder heftige haat. Maar Oizer Choeldai had gekozen voor een leven als kibboetsnik en leraar, een harde, principiële, onverzettelijke man, die graag het gevecht aanging en soms ook dominant en despotisch was. Hij doceerde – alles even vakkundig en gedetailleerd en met een bijna erotisch enthousiasme, als een chassidische prediker die langs de sjetls trok – Bijbel en biologie, barokmuziek en rennaissancekunst, rabbijnse wijsheid en de grondbeginselen van het socialistische denken, ornithologie en taxonomie en blokfluit en de ‘plaats van Napoleon in de geschiedenis en zijn representatie in de Europese literatuur en kunst van de negentiende eeuw’.