Omdat ik zelf dikwijls dagenlang met niemand een woord wisselde, vroeg ik me af wat het was dat vroeger de mensen overeind had gehouden, maar dat het nu begeven had, zodat ze aan het onafgebroken praten in een telefoon de voorkeur gaven boven het onbewaakt rondlopen, even alleen met jezelf, de straten zintuiglijk in je opnemen en de talloze gedachten denkend die de bedrijvigheid van een stad in je wekt. Mij kwamen de straten nu komisch voor en de mensen lachwekkend. En toch leek het ook op een echte tragedie. Het afschaffen van de ervaring van de afzondering heeft ongetwijfeld dramatische gevolgen. Waar zal dit toe leiden? Je weet dat je de ander altijd kunt bereiken, en als het niet kan, word je ongeduldig, ongeduldig en boos als een klein, dom godje. Ik begreep dat stilte op de achtergrond in restaurants, liften en sportstadions al lang geleden was afgeschaft, maar dat de onmetelijke eenzaamheid van de mens dit grenzeloze verlangen zou voortbrengen om te worden gehoord – en het bijbehorende gebrek aan gêne om te worden afgeluisterd-, tja.