Het café in de Marollen
was getuige van ons universum
pas geschapen en beklonken
met een glas donker woordfruit
waarop een schuimkraag dreef
die zwalkte en zweeg van ontzag
voor onze wederzijdse klaarte
jij droeg een feestkleed en een ketting
met spirituele parels (droge tranen)
zwarte nylons en aan elke vinger-
nagel blonk andere lak (nogal straf)
ik was trots op je omdat ik werd
ingewijd in je decolleté en deel uit-
maakte van de aandacht in je ogen
ik verlegde dikwijls heel gewichtig
nonchalant mijn benen en prakizeerde
in mijn broek over hoe ik je zou strelen
als die nieuwe filosofie ons ging vervelen
ik zou proberen met een beweging
langs je haar en dan lager links en rechts
je tepels zoeken alsof ik bladerde in een boek
ook niet vergeten van intellectueel te blijven
bedacht op tegenstand als je schoot
zou ontwaken en jij nog niet wou (kraken)
Rustig dronk je dubbel kriekenbier
ik nipte voorzichtig van mijn koffie
dit was een kwestie van evenwicht
op het slappe koord van zatte spanning
in elk woord de seks als havik in de blik
de nuchtere duivel en de druif die lekt
De tijd sloop krols voorbij in de gedaante
van een kat die jij voor een kater aanzag
Met een geeuw deelde jij mee aangaande
het gisten van je sappen en de theorie van
de nieuwe geest die jou bezielde dat je liever
platonisch verder stapte maar eerst ging pissen
zo zette je mij te kakken
gans ons universum brak