In maart stelde een zoveelste verordening de overgebleven Joden voor de keuze tussen deportatie en sterilisatie. Degenen die zich lieten steriliseren kregen de belofte dat ze verder niets te vrezen hadden. Ze kregen een rode J op hun persoonsbewijs in plaats van de onheilspellende zwarte J en werden vrijgesteld van het dragen van de gele ster.
In diezelfde tijd publiceerden de Duitsers een oproep aan degenen die waren ondergedoken, waarin ze beloofden dat iedere onderduiker die zichzelf aangaf gratie zou krijgen. Gratie waarvan? vroegen we ons af. Natuurlijk geloofde niemand van ons welke belofte van de Duitse bezetter dan ook.
Eind maart werden er opnieuw grootscheepse razzia’s gehouden. Nu werden Joodse inrichtingen voor blinden, psychiatrisch patiënten en ongeneeslijk zieken leeggehaald. Ik deed mijn best om voor mijn ondergedoken vrienden te verzwijgen wat ik wist en zag. Als ik het kon vermijden, vertelde ik niet over gruwelen die ik had gezien. Zelfs Anne vroeg niet zo lang door. Het leek of niemand meer wilde weten dan wat hij of zij al wist.