‘De ogen’, zei Gersjom Wald, ‘zullen nooit opengaan. Bijna alle mensen lopen door hun leven, van de geboorte tot de dood, met hun ogen dicht. Ook jij en ik, mijn beste Sjmoeël. Met de ogen dicht. Want als we maar heel even onze ogen opendoen, ontsnapt ons meteen een verschrikkelijke schreeuw en dan blijven we schreeuwen en houden nooit meer op. En als we niet dag en nacht schreeuwen, betekent dat dat we onze ogen dicht hebben. Wees jij nu zo goed om wat te lezen in je boek, dan zwijgen we verder. We hebben genoeg gepraat voor vanavond.’