In gelukkiger tijden had hij zich wellicht met nauwelijks meer dan enige beklemming neergelegd bij zijn ontstellende verandering van uiterlijk, maar nu er al zoveel wijken moest, besloot hij: ‘Nee, niet nog meer’: beroepsmatig belemmerd, lichamelijk invalide, seksueel onverschillig, intellectueel inert, geestelijk in de put – maar niet van de ene op de andere dag kaal, niet dat ook nog.