De scherpe luchtjes, de beslissende geluiden, de Amerikaanse idealen, het zionistische vuur, de joodse verontwaardiging, alles wat voor een jongen levendig en inspirerend, haast bovenmenselijk is, had aan zijn vader toebehoord; de moeder die voor hem zo enorm geweest was in de eerste tien jaar van zijn leven, was in de herinnering even doorschijnend als de chiffon muts. Een borst, daarna een schoot, dan een wegstervende stem die hem naroept: ‘Wees voorzichtig.’ Dan een langdurig hiaat waaruit niets van haar te herinneren valt, alleen maar de onzichtbare persoon die hem over de telefoon het weer in New Jersey meldt. Dan gepensioneerd in Florida met het blonde haar. Keurig gekleed voor de subtropen in een roze katoenen broek en een van initialen voorziene witte blouse (met daarop de parelspeld, jaren terug door hem gekocht op luchthaven Orley en voor haar mee naar huis genomen na zijn eerste zomer in Frankrijk), een klein gebruind vrouwtje dat aan het eind van de gang staat te wachten als hij met zijn koffer de lift uitkomt: de brede, ongedwongen lach, de gevoelvolle donkere ogen, de droevig stevige omhelzing, meteen gevolgd door de dankbaarheid. En wat voor een dankbaarheid! Het leek wel of de president van de Verenigde Staten naar de koopflat gekomen was om een of andere staatsburgeres te bezoeken die het geluk gehad had dat de keus op haar gevallen was.