Tobias SCHIFF, een 17-jarige Antwerpse Jood, werd met zijn familie in 1942 aangehouden door de Nazi’s.

Zijn zus Lunia werd bij de eerste razzia aan het Centraal Station te Antwerpen opgepakt, werd op transport gezet naar Auschwitz. Ze kwam nooit meer terug.

Tobias werd op transport gezet met zijn vader en moeder in augustus 1942 vanuit Drancy bij Parijs, Frankrijk.

Hij werd in Kozel gescheiden van zijn moeder. Ze werd op 40 jarige leeftijd onmiddellijk bij aankomst in Auschwitz vermoord in de gaskamers.

Tobias onderging de gruwel van verschillende kampen. Alles werd hem afgenomen, zelfs zijn naam. Hij werd nummer 160275.

In november 1943 werd hij met zijn vader overgebracht naar Auschwitz.

Op 18 januari 1944 moest hij toezien hoe zijn vader geselecteerd werd. Hij zag zijn vader de vrachtwagen opstappen die hem naar de gaskamers bracht.

Toen de Russen het concentratiekamp Auschwitz naderden werd Tobias met zoveel anderen op dodenmars gezet op 18 januari 1945. Via het kamp van Dora kwam hij uiteindelijk terecht in het kamp van Bergen Belsen, waar hij op 15 april 1945 bevrijd werd.

Tobias overleefde deze bijna onmenselijke gruwel. Hij kwam terug, alleen, geen vader of moeder meer, geen grootouders, geen ooms of tantes, geen neven en nichten. Meer dan honderd familieleden waren vermoord.