Eerst was er een lege kamer. Toen kwam er iemand binnen die een paar dingen op tafel begon te zetten, die de tijdschriften en plaatjesboeken weglegde en kommen en aardewerken kannen en snijbloemen neerzette en daarna enkele plaatjesboeken weer teruglegde, maar alleen boeken die aanspraak konden maken op een zekere kostbare status. Toen arriveerden er een paar mensen en werd er hier en daar wat gepraat, soms een beetje schutterig omdat niet iedereen elkaar kende. Daarna begon de kamer langzaam voller te worden en werd de conversatie wat losser en raakten de gezichten hun strakheid kwijt. Klara praatte met iemand die in een hoek zat, zich half bewust dat de stemming in het vertrek was omgeslagen naar vriendelijk en grappig en harmonieus en is dat niet een van de dingen waar je nooit bij stilstaat, maar als je dat wel deed, zou je het verbazingwekkend vinden, hoe al die bijkomstigheden waarmee je contact maakt, de bewegingen van de ogen en het gewuif met de handen, de glimlachjes van herkenning, het bijpraten, waardoor de gesprekken op gang komen – hoe dat alles een energie wordt die als een engel tussen de gasten rondwaart, die de kamer de aanzet geeft tot verhalen, geruchten, geflirt en verkeerd opgevatte opmerkingen, in feite de ingrediënten van de menselijke geschiedenis, ook al drinkt men niet meer zoals vroeger, dus je kunt niet zeggen dat het door de gin komt dat ze zo opgewekt en ongedwongen zijn. Dat komt voornamelijk door de aanmoedigingen van de anderen.