Hij schreef de vergelijking op het bord.
‘Hoe komt het dat een paar krijttekens op een schoolbord, een paar kleine krabbeltjes, de vorm van de menselijke geschiedenis kunnen veranderen? Energie, massa, lichtsnelheid. Protonen, neutronen, elektronen. Hoe klein is een atoom? Dat zal ik jullie zeggen. Als mensen zo klein waren als atomen, zou de wereldbevolking op een speldenkop passen. Nog los van de enorme hoeveelheid energie die materie bevat. Materie. Iets wat massa heeft – een vaste stof, een vloeistof, een gas. Nog los van wat er gebeurt wanneer we het atoom splitsen en deze energie vrijkomt. Energie. Het vermogen van een fysiek systeem om werk te verrichten. Ik wil weten hoe het komt dat een paar tekens op een lei of een papiertje, een beetje zwart op wit, of wit op zwart, zoveel informatie kunnen dragen en zulke verbijsterende implicaties kunnen bevatten. Nog los van de energie die in het atoom geperst zit. Wat dacht je van de energie die deze vergelijking bevat? Dat is de werkelijke macht. Hoe de geest werkt. Hoe de geest herkent, analyseert en symboliseert. Wat een schoonheid en macht. Wat een wonderen van verbeelding zijn er voor nodig om de complexe natuurkrachten, al die onwaarneembare magische activiteit binnen het atoom – om dat allemaal uit te drukken in een vloek en een zucht op een schoolbord. Het atoom. De eenheid van materie die als de bron van kernenergie wordt beschouwd. De Grieken uit de vijfde eeuw voor Christus poneerden de idee van het atoom. (…) Klein, klein, klein. Iets in iets anders in iets anders. Dieper, dieper, dieper. Onder, onder, onder.
Amper een kreun te horen.