Voor het grootste deel van de menselijke geschiedenis werd de rechtvaardiging voor oorlog samengevat in Julius Caesars kernachtige uitspraak: ‘Ik kwam. Ik zag. Ik overwon.’ Veroveren, dat was wat overheden deden. Rijken kwamen op, rijken vielen, hele bevolkingsgroepen werden vernietigd of tot slaaf gemaakt, en niemand leek te denken dat daar iets mis mee was. De historische figuren die de eretitel ‘Zus-en-zo de Grote’ kregen, waren geen vooraanstaande kunstenaars, geleerden, artsen of uitvinders, geen mensen die bijdroegen aan het geluk of de wijsheid van de mens. Ze waren dictators die grote gebieden en de bijbehorende bevolking veroverden. Als Hitlers geluk nog een tijdje langer had geduurd, was hij waarschijnlijk de geschiedenisboeken ingegaan als ‘Adolf de Grote’.