Ik begreep dat mensen zich voortdurend trachten te transformeren: de universele behoefte om anders te zijn. Om er niet uit te zien zoals ze eruitzien, niet te klinken zoals ze klinken, niet behandeld te worden zoals ze behandeld worden, niet te lijden zoals ze lijden, enzovoort enzovoort, veranderen ze van kapsel, van kleermaker, van echtgenoot, van accent, van vrienden en veranderen ze hun adres, hun neus, hun behang, zelfs hun regeringsvorm, allemaal om meer zichzelf te zijn of minder zichzelf te zijn, om meer of minder te lijken op dat exemplarische prototype waarvan ze het beeld levenslang obsessioneel trachten te evenaren of te verwerpen.