De Franstalige Brusselaar Ben Hamidou (46) is acteur, komiek en theatermaker. Momenteel staat hij op de planken met ‘Djihad’, een stuk over drie Syriëstrijders uit Brussel. Hij groeide op in Sint-Jans-Molenbeek.

Woensdagochtend. Brussel maakt zich los uit de lockdown die de stad vier dagen in zijn greep hield. Voor het politiekantoor aan de metrohalte Graaf van Vlaanderen houden twee gewapende militairen de wacht.

In de taverne Three Times, aan de overkant van het pleintje, hangt theatermaker Ben Hamidou zijn jas op zijn stoel. ‘Het lijkt hier Bagdad wel’, begint hij. ‘Ik kan begrijpen dat de overheid niets aan het toeval wil overlaten, maar deze veiligheidsmaatregelen zijn buiten proportie. De mensen begrijpen het niet meer. Iedereen hier in Molenbeek keurt af wat er in Parijs is gebeurd.’

‘Tegelijk hoor ik steeds meer mensen zeggen dat de regering haar werk niet doet. Daar is iets van aan. De Belgische politiek hanteert een dubbele moraal. Hier pakken we de terreur – terecht – zwaar aan, terwijl we wel zaken doen met regimes die de barbaren van IS financieel steunen. Waarom blijven we een dictatuur als Saoedi-Arabië steunen, waar mensen de handen worden afgehakt en vrouwen niet met de auto mogen rijden? Waarom zwijgen we over al die zaken? Koning Filip is daar dit jaar nog op staatsbezoek geweest, hè. Dan luidt het: ah neen, dat is hún cultuur. Wat een zever. C’est pour des raisons économiques.’

Ben Hamidou (46) is veel tegelijk: Belg van Marokkaanse afkomst. Brusselaar. Komiek. Acteur. Theatermaker. En: een stem in Franstalig België. Geen politiek correcte stem, zal blijken tijdens onze rondleiding door ‘zijn’ Molenbeek. Zes maanden oud was Hamidou toen zijn ouders van Marokko naar Molenbeek verhuisden. Inmiddels woont hij in de buurgemeente Jette, maar hij werkt nog steeds in Molenbeek. In zijn eigen theateratelier in het Huis der Culturen maakt hij toneelvoorstellingen met buurtbewoners. Hij schrijft ook zijn eigen stukken en speelt mee in voorstellingen van anderen.

Momenteel staat Hamidou met een wel heel actuele voorstelling op de planken. In ‘Djihad’ speelt hij een geradicaliseerde Marokkaanse Brusselaar die naar Syrië trekt. De Franstalige overheid neemt de tragikomedie ernstig als een preventiemiddel tegen radicalisme. Het stuk kreeg het statuut van ‘openbaar nut’. Al meer dan 20.000 schoolkinderen gingen kijken. Hoogstwaarschijnlijk krijgt het stuk straks ook een Nederlandse vertaling. Eerder deze maand koos de commerciële zender RTL TVi ‘Djihad’ als speerpunt van een thema-avond over radicalisering.

Maar terug naar Molenbeek. Een broeinest van radicalisering? Hamidou zag zijn gemeente veranderen. ‘Het Molenbeek van mijn kindertijd was een magnifieke plek. Dat was het Molenbeek van de bollenwinkel, van les frites à cinq francs. Het was een gezellig dorp, zeer gemengd ook. We woonden tussen de Italianen en de Belgen. ‘Wij’ waren met weinig. Maar nu… (zwijgt even) Hier heerst een monocultuur. Vind jij het normaal dat ze in dit café geen alcohol serveren? Ik niet, hoor. In de hele wijk is er één café waar je bier kan drinken. Mijn kinderen zijn nu jongvolwassenen. Eentje studeert aan de ULB. Ik heb ze hier op zeer jonge leeftijd van de school weggehaald. Enkel maghrébins, dat wilde ik niet. Als kind ging ik naar het Atheneum, iets verderop. Een fantastische, gemixte school. Vandaag zijn hier alleen nog concentratiescholen. Slechts één school – een Nederlandstalige – slaagt erin een sociale mix te bewerkstelligen.’

‘Het grootste werk moet in de moskeeën gebeuren. Niet alle imams zijn haatpredikers, maar wat wel een probleem is: in de meerderheid van de moskeeën wordt alleen Arabisch gesproken. Het gros van de mensen spreekt geen Arabisch, of hooguit een ver dialect daarvan. Ze verstaan niet eens de helft van wat die imams zeggen. Dat is gevaarlijk, want de meeste imams houden er erg conservatieve ideeën op na. Hoe wil je dan dat een werkloze jongere die met levensbeschouwelijke vragen zit het juiste voorbeeld krijgt? Imams moéten verplicht Frans of Nederlands spreken.’

In sommige delen van Molenbeek piekt de werkloosheid tot 40 procent. Of het vaststaat dat mensen in zo’n omgeving makkelijker radicaliseren dan elders? ‘Een moeilijke vraag’, zegt hij. ‘Ik weet het niet. Er blijkt geen direct verband te bestaan tussen kansarmoede en de kans om jezelf op te blazen. Ook middenklassers radicaliseren. Salah Abdeslam komt uit een ogenschijnlijk normaal gezin. Zijn broer werkte voor de gemeente. Tu dois avoir un suivi sur tes enfants. Je moet hen dicht op de huid zitten. Ik denk dat anders de kans bestaat dat er iets misloopt. Ik zie veel ouders de draad verliezen met hun kinderen. Zeker de jongens. Het zijn prinsen. Ze doen wat ze willen. (glimlacht) Et les filles: on les surveille. Bij mijn generatie was dat anders. De meesten van onze ouders konden niet lezen of schrijven, maar ze gingen meer voor hun kinderen door het vuur.’

Het is een sombere schets van iemand die je volgens het simpele wij/zij-denken in het zij-kamp kan wegzetten. Maar zo eenvoudig is het dus niet. Hamidou is zelf moslim, zij het een gematigde. ‘Ik ben gelovig, maar ik geloof niet in dogma’s’, zegt hij. ‘Ik neem de Koran niet op zijn woord. Ik haal eruit wat goed voor me is. Dat accepteren de meeste moslims niet. In mijn stukken probeer ik met dat overdreven sérieux te lachen. Oelala! Je mag met een moslim over alles praten: racisme, discriminatie, islamofobie. Maar durf niet over zijn godsdienst te beginnen.’

Die onverdraagzaamheid gaat ver. Hij geeft een voorbeeld. Vorig jaar speelde Hamidou een jihadi die gek was van Amerikaanse muziek en hamburgers. Tegelijk haatte hij Amerika en werd hij verliefd op een prostituee. Een vat vol tegenstrijdigheden, zeg maar. ‘Zo probeer ik met mijn kunst dingen bespreekbaar te maken. Dat is me niet in dank afgenomen. Ik kreeg doodsbedreigingen op Facebook. Ik heb mijn account moeten afsluiten. Tijdens een opvoering in hartje Brussel stapten mensen woest op. Zelfs collega-kunstenaars, moslims, waren geschokt. Het is zo ver gekomen dat zelfs artiesten zich niet meer laten gelden.’

Op het Gemeenteplein lijkt het normale leven hervat te zijn. De buitenlandse cameraploegen zijn weg en er zijn even ook geen militairen om ons in het vizier te houden. Hij is bezorgd, vertelt hij. ‘9/11 heeft de moslimgemeenschap paranoïde gemaakt. Iedereen leek plots een potentiële terrorist. Dat gevoel is nu teruggekeerd, door Parijs. Het risico bestaat dat mensen zich in een egelstelling terugtrekken. Niet militair, maar sociaal, omdat ze zich gestigmatiseerd voelen. Het is daarom van levensbelang dat onze politici goed op hun woorden letten en niet in slogans praten. ‘We gaan Molenbeek opkuisen’, zoals minister Jan Jambon riep, dat was geen verstandige uitspraak. (fijntjes) De vuilnisdiensten rijden hier op dinsdag en donderdag uit.’

Wat er dan wel moet gebeuren? ‘Investeren in sociale cohesie’, zegt hij. ‘In onderwijs. In wer
k. In cultuur.
Theater is misschien geen vaccin tegen terrorisme. Maar het creëert samenhorigheid en verhoogt de eigenwaarde van mensen. Onlangs kwam ik een oud-leerling van me tegen. Ik schrok toen hij me vertelde dat hij advocaat was geworden. C’est à cause du théâtre, zei hij. (trots) Ik heb die jongen gevaloriseerd.’

Bij valavond ontmoeten we elkaar weer in de kelder van het Huis der Culturen. ‘Welkom in onze veiligheidsbunker bij code 4!’, grapt Hamidou. De toneelles van vanavond draait rond de tekstlezing van een nieuwe voorstelling over de bewoners van een appartementsgebouw. We tellen 15 cursisten, het merendeel – ongesluierde – vrouwen. We vragen wie in Molenbeek woont. Vijf handen gaan de lucht in. Het wordt een werk van lange adem.

Bron: De Tijd