Nog terwijl de Polen werden afgevoerd, kwamen de Joden de stad binnen. Soms, als ik eten haalde of op een gerucht afging dat er ergens toiletpapier te krijgen was, of gloeilampen, of schoenen van echt leer, zag ik een rij Joden die in ganzenpas naar het getto van Walowa of Glinice werden gedreven. Sommigen waren goed gekleed, in dure stadskleren volgens de laatste mode, en hadden uitpuilende koffers bij zich; anderen zagen er minder welvarend uit en droegen hun schamele bezittingen in dekens met touw eromheen; maar allemaal zagen ze er even bang uit. Ik begreep niet hoe er zoveel mensen in getto’s geperst konden worden; ik durfde niet eens te gissen onder wat voor omstandigheden ze daar leefden.