Op het Koninklijk Paleis heb ik een paar collega’s bij de veiligheid gekend die uit een vorig tijdperk stamden, ze hadden de rangen van de Rijkswacht vervoegd in de jaren ’50 van vorige eeuw. Een markante enkeling had zelfs nog dienst genomen net na de oorlog.
Die laatste man was een merkwaardig geval, hij bewaarde een groot geheim, maar wij kenden het allemaal, alhoewel niemand er hem over aansprak. Die gendarme van de oude garde had als vast lid deel uitgemaakt van een vuurpeloton in het jaar 1946.
In die prille naoorlogse jaren werden er door het Krijgshof een 40-tal doodstraffen uitgesproken tegen zwarten (collaborateurs).
Die mensen werden berecht tegen een muur van de rijkswachtkazerne in Etterbeek, zij kregen de dood met de kogel.
Mijn hierover als vermoord zwijgende oud-collega behoorde bij die schutters (een zeer bedenkelijke eer volgens mij).
Een andere oldtimer was Manu uit het Pajottenland. Hij was een van de eerste bodyguards. Dat waren de mensen die instonden voor de directe en persoonlijke beveiliging van de leden van de Koninklijke Familie. Manu was het type van de oude Belg, een oermens, één brok karakter en wilskracht. Hij was eerder klein van stuk, maar hard en strak gestructureerd als een blok beton, breedgeschouderd en op stevige poten, met een gewone handdruk kon hij iemands vingers vermorzelen. Hij hoorde het niet graag en niemand durfde hem zo aanspreken, maar zijn stiekeme bijnaam was: Jerommeke. Ik heb altijd een uitstekende band gehad met Manu, ik hield van zijn spontane stijl, een open en eerlijk man, ni zeveren hé was zijn stopwoord, en daarin had hij meestal gelijk: hij hield niet van rond de pot draaien en aan carottiers had hij een bloedhekel. Het was ook de man die op zijn dooie gemak 10 (tien) pinten bier kon drinken en daarna bloednuchter zijn werk hervatten, hij liep kaasrecht en hij sprak ernstig, de alcohol ketste gewoon af op die brok graniet. Manu had een wolk van een vrouw, dat was schoon Henriette, ze had vormen als Jane Mansfield indertijd, het was alsof ze enkel bestond uit (lange) benen, (volle) borsten en (malse) billen. Die twee waren een match made in heaven, zelfs wijlen Koning Boudewijn drukte ooit zijn appreciatie uit voor zijn favoriete lijfwacht met zijn geile vlam van een wijf (dat laatste is een vrij citaat van mij, ik kan de letterlijke tekst niet meer vragen aan ons gewezen staatshoofd). Om maar te zeggen wat een gelukkige mens onze Manu niet moet geweest zijn, hij had echt alles!
Of niet? Want ik wist, misschien als een van de enigen, dat Manu een buitenechtelijk lief had. Een keer om de twee weken ging hij in de rapte van zijn forsig gat geven op een kamer in een klein doorganshotel vlakbij het Paleis. Zijn liefdesmeisje was een jarenlange treinvriendin, een niet onknappe vrouw die zeker geen weelderig lichaam had, eerder verfijnd, stijlvol en een tikkeltje mysterieus. Ik weet uit de beste bron dat Manu haar niet kon missen, en toch was hij een quasi perfecte echtgenoot en gezinshoofd. Ik hou het erbij dat zij zijn mystieke vrouw was, een ideaal dat hij enkel buiten het huwelijk kon bereiken. Manu had misschien net meer nodig dan een seksbom als Henriette. Zocht hij ondanks zijn aangeboren robuustheid naar wat finesse, verkoos hij daarom soms een erotisch wat fragielere “madonna”? Het raadsel is onoplosbaar, onze Manu hield immers op met te bestaan. Op zijn 60ste viel hij morsdood, zomaar, zonder één enkel voorteken. Ik herinner me Manu vooral als een man die zijn leven volledig had uitgevogeld.
De beste kameraad van Manu was Henri, een blonde Waalse jongen met het bekoorlijke uiterlijk van een ware adonis, hij stond vaak (zoveel meer dan zijn collega’s) als ongewilde posterboy in de royalty boekjes. Hij had het werkelijk allemaal: knap, groot, slank, atletisch, en bovendien een uiterst loyale, superjoviale en zeer hoffelijke kerel. Henri was ontegensprekelijk de aristocraat onder de bodyguards. Niet te verwonderen dat hij het lieverdje was van de Koningin, ons Madam had ook geen ogen op haar gat. Tja.
Henri was eigenlijk de perfecte tegenpool van zijn (brave) macho maatje Manu. Hij was een zeer efficiënte en plichtsbewuste veiligheidsman, maar tegelijkertijd onmiskenbaar schuchter, hij kon zich ondanks zijn blitse looks onzichtbaar op de achtergrond houden – ook met dank aan zijn eeuwige zonnebril – wat tevens een uitstekende attitude was voor een lijfwacht. Henri was in even grote mate een schaduwfiguur als een acteur die meteen uit de coulissen kon gehaald worden voor een hoofdrol. De vrouwelijke leden van de Koninklijke familie hadden een boontje voor Henri, weliswaar in stilte, maar voor hun buitenlandse missies was hij – met lengtes voorsprong op de concurrentie – hun security ridder, een sexy dienaar. Alhoewel, Henri was van streng katholieke huize en een puritein pur sang, zijn zeer deftige maar erg mooie echtgenote was de liefde van zijn leven. Dat verklapte hij me ooit toen we eens samen jogden.
Maar toch, ik wist eigenlijk meer van Henri, dat was te danken aan Manu. Op zekere dag was ik postoverste van dienst en had ik dringend nood aan versterking voor een onvoorziene opdracht. In uitzonderlijke gevallen mochten wij dan een beroep doen op de lijfwachten om bijstand te leveren voor bewakingstaken. Manu prijkte als eerste op mijn lijst, geen probleem, hij bood zonder morren zijn medewerking aan. Henri was mijn nummer twee, maar nog even in middagrust. Zoals ik hem kende, mocht ik hem zeker bellen voor deze noodsituatie. Hola, zei Manu, zo simpel is dat niet. Jawel, zei ik, nood breekt wet. We raakten net niet in conflict. Maar Manu loste het op, hij verschafte mij klaarheid: Henri was op dat eigenste moment gaan “kameren” met een rondborstige seksvriendin die hij kende van op de bus… Ik heb hem gerust gelaten, niet de liefde maar de lusten liet ik hier primeren, hetgeen uiteraard erg discutabel is. Toch was ik enorm geschrokken van die, euh, onverwacht losbandige Henri.
Welk zondig duveltje zat er verborgen in die adorabele man? Wist de Koningin dit, of wat? Waren hier misschien royale scheve schaatsten aan voorafgegaan?
Dan was er nog Charlie, een ouwe getrouwe die een paar decennia perfect dienst had gedaan in het wachtlokaal, een man van rechttoe-rechtaan. Iedere werkdag verzette hij een bak bier en rookte hij twee pakjes sigaretten, dat belette niet dat hij een man van vertrouwen was voor mij. Op Charlie kon ik altijd rekenen, net zoals Manu werd hij geen enkele keer ook maar een tikkeltje dronken van al die alcohol, die gasten waren gewoontedrinkers, dat was voor hen zoiets als koffie: troost en opkikker. Charlie was een taaie kerel, brutaal als het op de waarheid aankwam, dat mocht van mij.
Hij was oerdegelijk in alles wat hij deed, een bevel was een bevel en een baas was een baas, hij voerde uit volgens het boekje.
Thuis was hij lid van de kerkfabriek en hoofd van een gezin met zeven kinderen, zijn vrouw was zijn koningin (zei hij me zelf), ze gingen op zondag samen naar de mis, meer nog: in hun living stond een huisaltaar. Toen Charlie op pensioen ging, kreeg ik als afscheidscadeau van hem een houten kruis met daarop een lijdende Christus. Ik gaf hem een fles jenever en een kistje sigaren.
Op de eucharistieviering die in zijn parochie speciaal voor zijn opruststelling werd gehouden kon ik niet aanwezig zijn, ook niet op het gratis vat bier dat hij daarna voorzag in zijn stamcafé. Ik heb achteraf vernomen dat Marieke en Hilde er wel waren, twee favoriete en geliefde bekenden van Charlie. Ter explicatie, beste lezers, het ging om dames die samen met Charlie aan carpooling deden, ieder reed om beurt. Het was een win-win voor alle drie, ze waren als trio zelfs hechte maatjes geworden. Hun band was zodanig sterk en familiair dat ze soms de relatie in bed verder zetten. Dat mocht, vond Charlie, want de Kerk wist daar niks van.
Het bleef bovendien in de familie, gezellig toch, want Marieke en Hilde waren immers… een mama en haar dochter.
Heeft Charlie dit ooit opgebiecht aan zijn oerkatholieke moeder de vrouw, geknield voor haar bij het huisaltaar?
Het Koninklijk Paleis en zijn geheimen, ik schrijf slechts over de topjes van stijle ijsbergen. Niks kleinmenselijks was het personeel vreemd. Maar wie werpt in deze hete aangelegenheden de eerste steen? Het is misschien mijn probleem dat ik niks kan vergeten, zo wordt ons blog vorstelijk-erotisch gestoffeerd. Ik laat het aan anderen om zondaars te vergeven, ieder zijn deel van mijn job 😉