Op 16-jarige leeftijd zat ik met een zwaar probleem op school, het vak scheikunde was puur Chinees voor mij.
Ik snapte er gewoon niks van, het hele zaakje van buiten leren lukte deze keer niet.
De leerstof was te onvatbaar, het ging om een exacte wetenschap, met een eigen idioom en een ondoorgrondelijke logica, voor mij althans. Ik was enkel sterk in het hersenloze repeteerwerk, ik ratelde teksten af die ik als een robot had gememoriseerd. Scheikunde leek me een niet te reproduceren mysterie.
Ook met natuurkunde en biologie had ik dat probleem, maar daar kon ik de schade beperken met onbeschaamd spieken, of soms nog straffer, met grove fraude. Ik spartelde een paar keer door de examens in die vakken door een compacte samenvatting van de ganse cursus te maken en die clandestiene papieren dan opengevouwen op mijn schoot te leggen, onder de bank. Ik schreef de antwoorden op de vragen rechtstreeks over vanuit de verborgen bron, terwijl mijn jongensbenen beefden van het bedrog.
Ik weet zeker dat minstens één leraar mij niet willen betrappen heeft, ik was een leerling met een aparte status, bij sommigen onterecht geliefd. In mij zat toen ook zeker het kleine boefje uit Baalrode, een dorp waar de zeden en de moraal op een laag pitje stonden. Ik wist niet beter dan dat liegen en bedriegen, of sjoemelen en foefelen, tot de overlevingsstrategie behoorden. Ik beschouwde mezelf als een gewiekste gast, een slimme rebel, een antiheld. De diepe schroom en de schaamte volgden pas vele jaren later. Hier was geen enkele verschoning voor, ik verdiende zeker het zweet van mijn latere nachtmerries hierover.
Maar met het vak scheikunde kon ik het niet redden met vals te spelen.
De situatie leek me uitzichtloos. Die leerstof viel gewoon niet samen te vatten, zelfs niet op mijn fraudepapier, de complexe materie oversteeg de leerling-oplichter. Dat legde ik ook uit aan mijn vriendinnetje op de schoolbus, ik was echt radeloos, bang om niet door dat laatste jaar van de humaniora te geraken. Zij maande me aan om toch niet op te geven, misschien liever nog een nachtje door te blokken. Alles uit de kast jong!
Zij bleek plots een idee te hebben, ze gokte op een wondermiddel. Haar papa was al jaren zwaar ziek. Ten gevolge van zijn quasi ongeneeslijke aandoening viel hij overal in slaap, ook tijdens de dag. Om dit tegen te gaan nam hij medicatie, om wakker en lucide te kunnen blijven. Zij ging me een paar van die pillekes uit dat mirakelpotteke bezorgen, zo kon ik de slaap overwinnen en tijdens de langste nacht hardnekkig doorgaan met studeren op mijn onbegrijpelijke scheikunde. Ik geloofde er niet in, maar stemde toch toe.
De avond vóór het examen scheikunde zette ik me vanuit de diepste wanhoop aan het werk, de lege blik gericht op het geheimschrift van formules en hun cryptische uitleg. Ik begreep er geen jota van, het bleef ondoorgrondelijk Chinees. Vanuit een compleet verloren situatie besloot ik tenslotte om één pilletje te slikken, het smaakte naar niks. Mijn kamer werd er alleen nog waziger van, ik zat in een dikke mist, bijna kwamen de tranen op. De wereld leek me onbevattelijk, ik zat gevangen in een niet te ontsluiten chemisch fabriekje. Wie bezorgde me de verborgen codes?
De oplossing kwam wonderbaarlijk vanuit het probleem zelf: de chemie.
Het pilleke begon langzaam te ontploffen in mijn kop. Mijn oren en mijn ogen gingen open, de deuren van perceptie in mijn hersenen kreunden luidruchtig hun lied. Ik herkende een muziekje dat diep in mij verscholen zat, ik werd opeens de slimste jongen van de klas. Ik begreep vanuit mijn onderbewuste gronden het studieproduct. De ferm gesloten schelp van scheikunde barstte open, werd vanzelf (en zomaar evident) toegankelijk, verspreidde zijn geheimen doorheen mijn hoofd. Mijn kern werd vrolijk aangetast door de hogere wetenschap. Ik capteerde alles snel, als een vanzelfsprekendheid. Toen het proces even vertraagde, nam ik nog een pilleke extra, en weer vertrok het treintje van de aangeleverde kennis.
Ik raapte alles ter plaatse op, instant, met mijn kunstmatige verstand.
Tijdens dat ganse blitz proces van aangezwengelde intelligentie rookte ik als een ketter, ik at mijn sigaretten bijna op, slapen was zelfs geen keuze meer, zodanig was ik opgefokt in mijn medicaal aangedreven intellect. Ik ging ’s anderendaags als een frisse androïde naar school en haalde bijna het maximum op scheikunde. Mijn medeleerlingen waren haast verbijsterd van verwondering. Ik leek even een alien geweest te zijn.
Kort daarna volgde de kater, ik lag gedurende uren uitgeteld tegen het canvas. Mijn kamer tolde om me heen, ik had vele dagen nodig om te recupereren. Ik was als een bokser die een wedstrijd enkel op punten had gewonnen, maar ondertussen verschrikkelijk klop had gekregen. Ik jankte van de pijn. Ik was met glans geslaagd in mijn struikelvak, maar mijn binnenkant had een morele patat gekregen die nog jaren zou nazinderen. Ik had me als een dief gedragen, ik had de punten gepikt met pillekes.
Toen ik mijn vriendinnetje terug ontmoette, vernam ik de sleutel van het bedenkelijke succes. Zij had me het medicament Reactivan verschaft, in die tijd een hoogst omstreden amfetamine. Je kon er mee boosten tot de dood nabij was, het gaf kick’s die konden flirten tot tegen het fatale einde.
Reactivan bleek ook het pepmiddel dat wielergod Eddy Merckx in de Giro van 1969 ‘zou’ genomen hebben. Hij testte er toen positief op, en stortte meteen in. Merckx is blijven beweren dat hij er ingeluisd was, het product zou in zijn drinkbus beland zijn zonder zijn medeweten. Ons land stond toen weken op zijn kop, ook de politieke wereld mengde zich. Het werd een zaak van nationaal belang die nooit volledig uitgeklaard raakte. Eddy Merckx is het voordeel van de twijfel blijven krijgen. Ik niet, ik slikte het.