Tijdens mijn opleiding bij de Rijkswacht in 1976 verbleef ik een jaar in de kazerne van Wilrijk.
Wij waren er als rekruten de willekeurige speelpoppen van de onderrichters, hun systeem was blaffen en schelden, wij werden verondersteld van braaf en onderdanig te zijn. Ik was geen goeie leerling, ik gedroeg me vaak als het opstandige hondje, ik moest af en toe kunnen terugbijten. Dat kostte me vaak een half weekend (of meer) kamerarrest. Dan bezon ik me over alle zonden die ik niet had begaan. Ik besloot om nooit als een mak diertje door het leven te stappen.
Er liep daar in die tijd een jongen rond die een alternatief voorbeeld was, een stille Kempenaar genaamd Henk. Hij pakte het totaal anders aan. Op een ultra-sportieve manier deed hij tegelijkertijd aan yoga en aan zen. Henk leefde als een sobere monnik, hij was geheelonthouder en had noch vrouw noch kind. Hij sprak enkel als het hoognodig was, voor ons was hij een ware sfynx, bovendien nog een knappe jongen ook, bijna een posterboy. Zijn dagtaak als hulpje in de cafetaria vervulde hij voorbeeldig, hij raakte er geen druppel alcohol aan, dat was haast een afwijking bij die zatte Rijkswacht. Voor de rest was de levenswijze van Henk zeer extreem. Ik leg het u uit.
Elke ochtend kwam Henk met de koersfiets van zijn kempisch dorpke naar de kazerne gebold, dat betekende 30 km op de teller, ’s avonds uiteraard het omgekeerde traject. Alvorens hij na zijn dagtaak op de fiets stapte, werkte hij gedurende een dik uur een stevige training op de plaatselijke looppiste af. Bij zijn thuiskomst in de vooravond maakte hij eerst nog een ommetje langs het naburig zwembad om er tot sluitingstijd te zwemmen. Met een snel rekensommetje geeft dat als stevig dagsaldo: 60 km fietsen, 15 km lopen en 3 km zwemmen. Ik ging plat van bewondering voor zo’n gast. U zult nu denken: maar dan deed Henk toch aan triatlonsport.
Noppes, dat kenden we in die jaren ’70 immers niet in België, die sport was toen nog een soort folkloristisch entertainment aan de Amerikaanse westkust. De hype kwam pas in de loop van de jaren ’80 overgewaaid. Henk was dus uniek en vernieuwend zonder het zelf te beseffen, zijn doel was: rust en bezinning door middel van strikte en systematisch beweging, het was zijn dagritueel.
En zoals ik hem van naderbij kon waarnemen: het raakte aan spiritualiteit. Zolang ik hem gekend heb, heeft hij geen enkele vrouw bekend, waar zou hij daarvoor trouwens de tijd en de energie moeten gehaald hebben? Henk woonde bij zijn moeder, zij kookte zijn potje en deed zijn was en zijn plas. Henk was een ideale zoon, en meer nog, een gedroomde schoonzoon. Een mogelijke schoonmama zou er instant verliefd op geworden zijn (met alle gevolgen van dien voor haar dochter).
Het verhaal van deze man, die verkoos om haast anoniem door het leven te gaan, kan misschien banaal lijken. Hij heeft ook nooit naam gemaakt in de latere triatloncompetitie, Henk is gewoon die mooie monnik gebleven. Des te meer kijk ik op naar zo’n heilige onder het volk, een man die een bescheiden rolmodel was, een voorbeeld van het stille, onthechte leven.
Er is een kleine vergelijking mogelijk tussen Henk en de Japanse schrijver Mishima (1925-1970). Deze laatste leefde in een besloten gemeenschap samen met andere kunstenaars, ze hadden allen dezelfde seksuele geaardheid: homo. Ze hanteerden een uiterst streng leefpatroon dat om te beginnen bestond uit de gezamenlijke intensieve ochtendgymnastiek, daarna een godganse dag gedisciplineerd aan hun kunsten werken, dan weer een uurtje gedreven sporten, om pas bij avond te ontspannen met allerlei creatieve expressies van… erotiek: hun exuberante sekslusten cultiveerden ze als een plechtig en verplicht ceremonieel. Ik denk dat adonis Henk zeer welkom zou geweest zijn bij die multidisciplinaire homokunstenaars, maar de afstand van de Kempen naar Japan was zelfs voor mijn ex-collega onhaalbaar per fiets.
Om alles even op mezelf en mijn overleden zoon te betrekken: ik denk dat wij met ons getweeën de perfecte mix hanteerden van bovenstaande leefgewoonten. Ik was de harde competitieloper, mijn zware trainingsschema’s waren niet minder dan mijn evangelie, maar ik voorzag ook flink wat compensatie en ontspanning in de frivolere domeinen. Ik hield nog net de nodige energie over om zelfs van het erotisme iets extra sportiefs te maken, ook daarin wou ik excelleren. Waar natuurlijk over te discussiëren valt en ik ga het zeker niemand aanbevelen: het gekende verhaal van de lasten en de zorgen die groter zijn dan de baten en de lusten. Ach vader, moet mijn zoon dikwijls gedacht hebben.
Vincent bleek achteraf bekeken eerder een late kompaan van de sobere Henk, met dit verschil dat hij er wel eens een liefje op nahield en later zelfs een fiere papa werd. Maar met de nuchtere filosofie en de rustige opstelling die mijn zoon niet enkel als mens maar ook als sportman had, heeft hij mij met vele lengtes geklopt. In zijn (te) korte leven bereikte hij als morele overwinnaar de meet voor mij. Het blijft me toch een eer dat ik door hem verslagen werd. Zo werd ik finaal nog een beter mens en was ik geschikt voor de grote sprong voorwaarts. In de laatste rechte lijn van mijn leven behaalde ik de trofee van de grote liefde. Met Nathaliefje ben ik aan de top geraakt, voor mij geen spijtig einde zoals Mishima en zijn maten: ze pleegden te samen harakiri (zelfmoord). Volstonden hun gebluste lusten tenslotte niet als beloning voor voltrokken kunst? Ik zou de mening van Henk willen vragen, maar die traint misschien onverstoorbaar voort, zijn kop vol simpele mystiek van het schoner volk. Laat het een klein mysterie blijven.
Ik heb toch mijn eigen ideaal bereikt.