Uit bad gekomen droogde ze zich af, waarbij ze vermeed in de spiegel te kijken, wreef zich in met eau de cologne. Het was prettig om lekker te ruiken, om zich netjes te voelen. Ook dat was een bewijs van terugkeer in het leven. Nadat ze haar ochtendjas had aangeschoten, opende ze de balkondeuren, stapte op het smalle balkon, leunde met haar onderarmen op de ballustrade, en toen zag ze hem voor zich, groot, zonder hoed, zijn haar in de war, haar lachend achternazittend, haar achternazittend om een kus, en ze boog zich voorover, boog zich steeds verder voorover om hem te ontkomen, en de reling drukte pijnlijk in haar buik en met vooruitgestoken armen stootte ze een kreet uit in het niets waar een neger loerde, daarna klonk er nog een kreet tegen het asfalt van het trottoir voor de kiosk met zijn kranten, die met bloed werden bespat.