Net zoals autochtoon Vlaanderen sinds de jaren ’90 het racisme uit haar midden wil bannen, moet islamitisch Vlaanderen het politiek salafisme uitdrijven, vindt Tomas Roggeman, voorzitter van Jong N-VA.
Jihadi’s hebben de voorbije weken niet stilgezeten. IS doodde honderden mensen in Libië, Irak en Syrië; De Afgaanse Taliban en Al-Shabab vielen buskonvooien aan; Boko Haram executeerde christelijke priesters in Nigeria; Jihadistische aanslagen troffen moskeeën in Kameroen, Saudi-Arabië en Thailand. Het is slechts een kleine greep uit de twee weken tussen de aanslagen in Istanbul en in Nice.
De context van dit geweld ziet er telkens compleet anders uit. Radicalisering in Turkije of Pakistan heeft hoegenaamd geen verband met racisme tegen moslims op de arbeidsmarkt, of met ‘racial profiling’ door blanke ordediensten. Niet zelden leveren sociaal achtergestelde en gediscrimineerde minderheden niet de daders maar de slachtoffers van terrorisme.
Ondanks hemelsbrede maatschappelijke verschillen vertonen verklaringen van jihadi’s op elk continent een opvallende gelijkenis: het streven naar de totstandkoming van een totalitaire theocratie, met een puriteinse interpretatie van de sharia en/of hadith als basis voor de samenleving. In deze visie bepaalt enkel een god de wetten van het samenleven. Exit mensenrechten. Deze stroming bestrijdt alle bestaande politieke regimes – zowel democratische als dictatoriale – en mondt te vaak uit in geweld. Noem het islamisme, politiek salafisme of jihadisme: elk etiket is onvolkomen.
De islam kent seculiere én theocratische versies. Het is een evidentie die door sommigen hardnekkig ontkend wordt: ja, de islam heeft iets te maken met terrorisme. Gematigde versies van de islam bestaan, net als radicale, net als een myriade van tussenvormen. De islam van de vrede of de islam van de oorlog: ze bestaan allebei.
Als samenleven ons doel is in Vlaanderen en in West-Europa, is het belangrijk te verhinderen dat de gewelddadige interpretaties van de islam moslims in hun greep krijgen. In die strijd tegen de theocratische islam zijn seculiere moslims een uiterst belangrijke bondgenoot. Als seculiere versies van de islam net als autochtone westerlingen slachtoffer zijn van jihadistische terreur, is het logische gevolg dat we samen de strijdbijl opnemen tegen radicalisme binnen de religie.
Dat roept een lastige vraag op: hoe bestrijd je het politieke salafisme? Preventie is en blijft belangrijk maar dreigt weinig effect te ressorteren binnen de groepen die al geradicaliseerd zijn en een sympathie koesteren voor IS. Is het in een democratie überhaupt mogelijk om jihadisme te bestrijden? Moeten we het streven naar de vervanging van de westerse democratie door een totalitair salafistisch regime tolereren als een democratische mening? Moeten we onder de vrije meningsuiting dulden dat er in dit land groepen mensen leven die dodelijke aanslagen goedkeuren? Moeten we toestaan dat salafistische verenigingen opgericht worden die deze ideologie verder willen verspreiden? Zo ja, dan gedoog je de voedingsbodem waarin jihadisme gedijt; zo neen, dan beperk je de democratie.
Iedereen moet voor eigen deur vegen. Autochtonen in Vlaanderen moeten racisme eruit krijgen. Moslims moeten salafisme eruit krijgen. Zoals de opmars van het Vlaams Blok ons in de jaren ’90 gedwongen heeft om problemen in onze samenleving onder ogen te zien, onszelf als gemeenschap te bevragen en racisme te counteren, is het nu aan islamitische gemeenschappen om het zelfde te doen. Het jihadistische geweld onderstreept de noodzaak om de ideologische wortels te identificeren en uit te trekken.
Dit kan alleen via een kritische reflectie van moslims over de islam, zoals de Franse filosoof Rachid Benzine al jaren bepleit. Dit gebeurt bij ons te weinig. Ja, talloze gelovige moslims uiten hun grote verontwaardiging bij aanslagen, maar wie van hen stelt zich publiek vragen over de ideologische grondslag waarin jihadisme gedijt? Ja, er bestaat al publieke islamkritiek, maar hoe geloofwaardig is dat voor moslims als alle critici blanke ongelovigen zijn? De seksist die zich laat overtuigen door een Femen-activiste moet ook nog geboren worden. Als kritiek enkel van buitenaf komt, maakt dat het des te moeilijker om eigen fouten onder ogen te zien, om onderscheid te maken tussen onterechte verwijten vanwege ‘de ander’ en feitelijke tekortkomingen binnen de eigen groep. Deels door de zware externe druk van de repressie heeft het Vlaams-nationalisme zo veel moeite gehad om na oorlog de fouten van de collaboratie te erkennen. Een dergelijk proces van zelfkritiek en duiveluitdrijving wacht ook de islam: identificeer de foute elementen en verban de interne demonen. Alleen zo wordt vreedzaam samenleven mogelijk.