Om wat ik van de liefde weet
en van de vrouw die mijn moeder is, de vrouw die
     mijn vrouw is, de vrouw die mijn dochter zal zijn
     o mijn dochter
en van het vechten vuur om vuur
en van de liefde

In efficiënt getraliede kantoren
becijfert men de laatste stand der lopen
en wat het geld kost in Afghanistan
en hoe het zijn zal wanneer morgen
de zon weer twee seconden later opgaat
en domme naakte meisjes horen het
en in hun kleine zachte buiken hangen
hun smalle baarmoeders wachtend en open
en luiden luiden
megafonische
klokken van dood en leven.
Geen van hen weet hoe er in mensenmonden
een padde heerst van krompraat en verkrachting
en geen weet hoe de luchtmacht van de avond
haar stafkaart ontrolt boven stervenden.

Om wat ik van de liefde weet
en van dit land zonder hemel
en van der kanonnen kaatsebal heen en weer kijk ik niet
                 ‘k vang je al edelman bedelman
en van de liefde

Vensters zijn er bruingrauwe muren
in nissen van muren
en de tenor van de volkswijken
zingt er een snikkend uurwerk
        o bella bella regina mia
         zwart zijt gij maar lieflijk
         en de klok van mijn hoofd en de klok van mijn hart
         zijn met uw klok gelijkgesteld
         uw benen zijn gestaald en prachtig
         ik zie de snelle cadans van uw heupen
         en uw slanke reikende arm
         maar waar is uw hoofd
         o zoete dansende glanzendgrote
         neem deze pink als pinkring
         neem deze hand als heerlijke armband
         neem deze warme levende arm
         neem dit arm en warm leven
En zou er dan niet één zijn die
hem met stalen erbarmen
opneemt in haar hart haar vliegwiel?

Om wat ik van de liefde weet
en van de grootspraak der metalen
en van de schijn en heiligheid van hout
en van de ontucht en de eigenwijsheid en de
               laagheid en de trots der anorganische zouten
en van de liefde

Goed en betrouwbaar zwart als het boek dat de
         dood voorgeeft als een uitzicht en een genade
blauw als de vliegende vogel
rood als haar bloed dat mijn scharlaken ruimte meet
        en omperkt met terra poorten in muren menie
bruin als de vliegende vogel
groen als ik dacht dat de wereld mij zien zou en
          wilde en wenste en droomde en zij mij genadig
          verwachtte
geel als de vliegende vogel
wit als het purperen kinderkleed en de turf winter-
          breed en de wind hurkend in de morgen onder
          het venster en het blind-voortgejaagd huis en
          geen kind thuis

Om wat ik van de liefde weet
en van kind kraai en kruis
en van het huis mijns vaders dat gestorven is
en van het circus der schreiende meisjes o moeder
           beklaag mij want ik ben niet beter dan groter dan
           rijker dan breek mij verscheur mij o maak mij
           dood
en van de liefde

Twee runderen aten er
uit mijn hand goedsmoeds
van de gedroogde klaver
en spraken mij aan
en uit hun ademverslindende taal
groeide een boom mij ten schaduw
een boek tot lafenis
een stal tot herberg voor hagel en onheil
maar ondergebracht werd ik telkens opnieuw weer
de boer met de bemeste handen
de slager met het hoornen mes

Om wat ik van de liefde weet
en van het blauw valkenpaard ter wereld weet ik veel
en van het bruin kirgiezenmeisje lijflijk metaal
en van het bruin wandeloog avondagaat
en van de liefde

Mijn moeders woning was
een huis met twee deuren
een voor haar en een voor mij

het huis van mijn vader
verweerde najaars
tot een houten hemel
voor hem alleen

het huis van mijn zuster
dat zij mij bemoeide
de roos van de ruimte
vervaalde daarbij

In het landschap van mijn lichaam
zijn wegen te over
voor alle geneugten
is er een huis
in de stad van mijn hart
daar is een winkel
daar kopen ze dode
kinderen per stuk.

Ik heb dit gemaakt
met een bot mes en een houten hamer
om de onheelbare wonden
en het formaat der builen
om wat ik van de liefde weet.

Koos Schuur (1915-1995)