Ik reed in een Lexus door een ruisende wind. Dit is een auto die geassembleerd is in een werkomgeving die volkomen vrij is van alle menselijke aanwezigheid. Geen spatje sterfelijk zweet, afgezien dan van, nou ja, de jongens die het eindproduct de fabriek uit rijden – met het oog daarop moet je rekening houden met wat vocht op de plaats waar ze het stuur vasthouden. Het hele systeem schuift almaar door, op het godsdienstige af geautomatiseerd: elke schuivende beweging is zo door de computer op de eraan voorafgaande afgesteld dat alles optimaal marcheert. Holle carrosserieën die zich in een eindeloze reeks voortbewegen. Er staat niemand aan die band met cafeïnezenuwen of een ziektegeschiedenis van depressies. Enkel maar dat spookachtige patroon van chroomlegeringen, getransporteerd in in elkaar grijpende bogen, ijzerblokken asfaltpapier, hoog voortvliegende carrosserie-ornamenten die worden bevestigd en samengevoegd. Robots die bouten aandraaien, geprogrammeerde werkezels die niet van dode familieleden dromen.