Verderop stak hij Essex Street over en vond de bakker. Precies zoals hij het graag ziet, de werkzaamheden van het achterhuis helemaal voorin, de ovens en de werkbank waar ze zo waar je bij staat uienbroodjes maken, een man in een wit hemd en met een wit voorschoot en met gezeefd meel aan zijn handen en armen, en Marvin voelde zich getroffen door de kracht die er van dit ogenblik uitging, zo’n simpel tafereel in een etalage, dat witte brood en werk. Hij had het gevoel dat hij hier wel de hele dag zou kunnen blijven kijken naar de bakker die dat deegachtige spul een bepaalde vorm gaf. Hij kocht voor later, voor zijn dochter, platte broodjes met snippers ui erop, dat was iets wat je at, maar ook een stad en een godsdienst en een oorlog.