Er verschijnt een woord in de zilveren melk van de datastroom en je probeert je voor te stellen dat het woord op het scherm een ding in de wereld wordt, op de een of andere manier al zijn betekenissen, zijn gevoel van sereniteit en tevredenheid door de straten verspreidt, zijn gefluister van verzoening, een woord dat zich altijd verder uitstrekt, de toon van overeenstemming of verdrag, de toon van gemoedsrust, de toon van verzachtende stilte, de toon van welkom en vaarwel, een woord dat de in zonlicht badende bezieling draagt van een voorwerp midden op de zinderende dag, het betoog van het aanraken dat bindt, maar het is slechts een serie pulsen op een wat dof scherm en het is alleen maar in staat om je aan het denken te zetten – een woord dat een hunkering door de rauwe wirwar van de stad verspreidt en daarbuiten over de dromende stroompjes en boomgaarden naar de verlaten heuvels. Vrede.