Hoe de 19de-eeuwse denkbeelden over de genetische zuiverheid van de bevolking in de 20ste eeuw in de Noord-Europese en Amerikaanse politiek binnensijpelden. En hoe ze in nazi-Duitsland worden omgezet in een ideologische prioriteit en een moordend beleid.

De Psychogenocide stond ultiem in het teken van de eugenetica. Deze ideologie gaat uit van het idee dat het genetisch materiaal van een bevolking verbeterd kan en moet worden. Vóór de komst van de moderne genetische technieken kon dit theoretisch op twee manieren: door de overleving en de voortplanting van ‘gezonde’ individuen te bevorderen (‘positieve eugenetica’), en door de overleving of de voortplanting van ‘ongezonde’ individuen te verhinderen (‘negatieve eugenetica’).
De Duitse term voor ‘eugenetica’ was al vóór de nazi’s ‘Rassenhygiene’. De wortels van de eugenetica gaan ver terug in de tijd en zelfs de uitgesproken racistische versie ervan is dus zeker niet door de nazi’s uitgevonden. Wel zullen de nazi’s dit heel breed bio-ideologisch gedachtengoed tot de ultieme consequentie doordrijven.