Het moet op mijn 14de geweest zijn dat ik mijn eerste lief had. Ik was een prille puber in het uiterst landelijke Baalrode, dorpke van werkmansvolk en boeren, van pilaarbijters en bierverslaafden. De pastoor en een handvol notabelen deelden er de lakens uit, de gewone mensen gehoorzaamden, onderdanigheid was hun handelsmerk, frustraties werden verzopen.
Ik vat het gewoon samen, misschien kort door de bocht, maar het was niettemin de kern van een gemeente die niet leefde maar vegeteerde onder de gesel van de paapsheid, en de drank bracht vaak soelaas.
Ik daarentegen zocht reeds mijn heil bij de meisjes. Want wat men noemde ‘vuil manieren’, was zo weer opgebiecht, we kregen meteen de zegen voor nog meer verboden plezier.
En dat zochten we in ‘de grot’, een parkje naast de nonnekesschool waar ook een stenen altaar stond en waar je afwisselend kon bidden en zondigen, ik sloeg het eerste over, mijn gebed bestond uit schuchtere aanzetten tot onkuisheid, zo werd dat toen genoemd, het verhoogde alleen maar de pret.
In ons dorp kwam er elk jaar een meisje uit Brussel overgewaaid, ze bracht de vakanties bij haar grootouders door. Ik kwam haar tegen in het veld, ze speelde in het hooi, ik zag haar opwaaiende zomerjurk, ik vond haar dijen bevallig en ook wat verborgen was beloofde mooi te zijn. Ik trok haar aandacht door mijn opvallende onhandigheid. Mijn verlegenheid hield gelijke tred met mijn gedreven begeren. Dus geraakten wij samen in die verdoken grot versukkeld.
Op een bankje zaten wij onwennig naast mekaar, aan het zicht van die lamme God en zijn makke kudde onttrokken, dat dachten wij toch. Naast onze locatie woonden de boze nonnen, devoot en non-erotisch, tja ik was toen al een kampioen in de makkelijke woordspelingen. Ik moest met iets indruk maken, alhoewel, ik droeg toch al basketsloefen en een cowboybroek. Jeans en sneakers waren nog niet uitgevonden, wij waren vanzelf vintage. Het was ook 1968, ons haar groeide voorzichtig langer, terwijl de koekoek in ons broek zich roerde. Zo ook mijn handen, onder haar trui. Ik zocht mijn weg naar het onbekende, onze monden haperden in onhandige kussen, hoe moest dat met die tong? Hijgen en ademhalen, mocht dat tezamen?
In ieder geval, ik deed mijn puberale best. En het meisje was behalve beminnelijk mooi ook zacht en begeerlijk, ondanks zeer timide, want de bomen hadden oren en de grot verbood genot. Wat wil je, 13 jaar en onervaren, ze was als een bloem die ging ontluiken, ik rook aan haar en raakte in vervoering. Ik voelde voorzichtig aan haar jonge boezem, er stonden knopjes op in bloei. En dan zochten mijn handen verder, van haar hart verkende ik de lagere weg, voort naar onder. Ik ben nooit een goeie christen geweest, maar toen geloofde ik plots wel in wonderen. De poort van de erotiek ging groot voor mij open, correctie, voor ons, want het meisje gedijde mee op deze golf van verborgen genoegen. Slap als een pop lag zij in mijn armen, mijn hitsige vingers bespeelden haar gewillige lichaam, haar ogen groot van overgave.
Wij hebben die kleine amourette niet lang kunnen aanhouden. De grootstad riep haar telkens terug. Ik bleef iedere keer verweesd achter, zat op mijn honger en at gretig van andere aanbiedingen. Er waren meisjes bij de vleet, dat liep daar vlotjes, in en uit de grot ging het.
En toch, er kwam een laat nakomertje aan dit eerste semi-seksuele geval. Het gebeurde ongeveer vijftien jaar later, het kan ook iets meer geweest zijn. Op TV verschijnt er opeens een nieuw gezicht, een verstild-blitse jonge vrouw spreekt ons op fluwelen wijze over kunst en cultuur.
Niemand luisterde, iedereen keek naar dat sereen-sensuele wezen, ze had reeënogen en ze sprak met een stem die het scherm in vuur en vlam zette, zachtjes knetterden de letteren uit deze sprankelende TV-vedette. Ik was meteen fan, helemaal verkocht aan deze complete anti-BV. Ze droop gewoon van klasse en ze bewoog grandioos, haar mond zei niks maar zong alles.
Later las en hoorde ik dat ze dichters het hoofd op hol had gebracht en ze zou zelfs de geliefde van een poëzie-paus geweest zijn, de grote Hugo Claus. Maar ach dat zijn de wandelgangen van het kleine grut, de roddels rond de kop van wie veel schoonheid torst. Al was het haar wel gegund.
Ik stond er bronstig bij en keek er gulzig naar, helemaal onbereikbaar voor mij. Ik was een stille kijker.
Tot iemand uit de verre entourage in Baalrode mij vroeg wat ik van dat nieuwe TV-model vond. Rare vraag, vooral uit dat non-culturele bastion. Ik sprak niettemin uit wat ik dacht: lekkere griet uit de kunstwinkel, een cultureel pronkstuk, om trots op te zijn in het dorre beeldlandschap.
Ik kreeg pretoogjes als repliek. Iemand zei ook dat ik ziende blind was.
Nee, ik verdedigde haar, ik vond die Belly, want zo was haar koosnaam, werkelijk klasse.
Ze was een ras apart, volledig on-Vlaams, behoorlijk bekoorlijk en vooral ingetogen erotisch.
Mijn standpunt, voilà. Te nemen of te laten, en inderdaad, ik kon niet aan haar, armoezaaier.
En dan werd plots de link gelegd door mijn slimme dorpsgenoot. Zonder verpinken kreeg ik het antwoord op mijn niet gestelde vraag. Die Belly, dat was mijn eertijdse meisje uit het veld. Ze was een weelderig gewas geworden, overweldigend het koren en het gras overstegen. Uit de grot ontsnapt en als culturele bom ontploft. Explosie in mijn gezicht, sprakeloos was ik.
Ik keek naar mijn handen, en voelde mijn vingers tintelen. Ik ging plat van erotisch begrip. Zoveel jaren later achterhaalde mij een kleine begeerte, helemaal mijn kans verkeken. Ach jongen toch, blijf bescheiden en adoreer haar. Belly blijft me bij als het beeld van Bernadette in de grot, versteend, gebetonneerd, onaanraakbaar, een heilige van de sacrale seksualiteit.
En nog wat jaren later kwam ik haar al eens tegen in Leuven. Onze blikken kruisten niet ter kruis-hoogte, maar er was gewone warme wederzijdsheid. Een kort gesprek, een kwinkslag, een half woordje over Baalrode, het gevoel van die grot-ontmoeting bleef aanwezig, maar zedig verzwegen. Om kort te gaan, het frisse meisje was een schitterende vrouw geworden.
Ik koester elke kleine herinnering, ik ken ook mijn plaats. Het is slechts een anekdote in deze memoires. Maar uiteindelijk heb ik tóch gescoord. Met de allermooiste.